ECLI:NL:RBZWB:2025:4332
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen verkeersboete en niet-ontvankelijkheid van het beroep
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 mei 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden op de A58 te Bavel op 19 oktober 2022. Betrokkene heeft beroep ingesteld bij de officier van justitie, maar deze verklaarde het beroep niet-ontvankelijk omdat het te laat was ingediend. Betrokkene heeft vervolgens beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 28 mei 2025 was betrokkene niet aanwezig, maar de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie was wel aanwezig en heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren. De kantonrechter overwoog dat de termijn voor het indienen van beroep bij de officier van justitie op 9 december 2022 eindigde, maar dat het beroepschrift pas op 17 april 2023 was ontvangen, wat te laat was. Betrokkene had aangevoerd dat zijn instructeur, de eigenaar van het voertuig, voor een lange periode naar het buitenland was, waardoor hij niet eerder kon reageren. De kantonrechter oordeelde echter dat betrokkene niet aannemelijk had gemaakt dat er bijzondere omstandigheden waren die het te laat indienen van het beroep konden rechtvaardigen. De kantonrechter verklaarde het beroep ongegrond, waarmee de beslissing van de officier van justitie werd bevestigd.