Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 juli 2025 in de zaak tussen
[eiseres], uit [plaats], eiseres,
Dienst Toeslagen (voorheen Belastingdienst/Toeslagen), verweerder.
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
.Omdat het bezwaarschrift na deze zes weken is ontvangen, dient de beslistermijn berekend te worden vanaf het moment waarop het bezwaarschrift is ontvangen. [3] Omdat er een adviescommissie is geldt er in dit geval een termijn van twaalf weken. Verweerder heeft de beslistermijn verlengd met zes weken. Verweerder had dus in ieder geval uiterlijk op 28 mei 2026 moeten beslissen. De termijn waarbinnen verweerder moet beslissen is inmiddels voorbij. Eiseres heeft verweerder op 7 april 2025 in gebreke gesteld en verweerder heeft de ingebrekestelling op dezelfde datum ontvangen. Sindsdien zijn twee weken voorbij gegaan.
4.1. Eiseres verzoekt in het beroepschrift om bij het bepalen van de beslistermijn aan te sluiten bij de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 15 juni 2022. [4] In het verweerschrift verzoekt verweerder om aan te sluiten bij de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 26 maart 2025. [5]
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op uiterlijk 28 mei 2026 alsnog een besluit op bezwaar bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- stelt de door verweerder te betalen dwangsom vast op € 1.442,-;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 53,- aan eiseres moet vergoeden;