Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Inleiding
2.Feiten
3.Beoordeling door de rechtbank
4.Conclusie en gevolgen
- verklaart het beroep ongegrond;
- bepaalt dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 51 aan belanghebbende moet vergoeden.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 juli 2025, wordt het beroep van belanghebbende tegen de WOZ-waarde van zijn woning behandeld. De heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg had de waarde van de woning vastgesteld op € 722.000 per 1 januari 2022, wat leidde tot een aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2023. Belanghebbende, eigenaar van een semi-bungalow, stelde dat de waarde niet hoger kon zijn dan € 566.000 en voerde aan dat de heffingsambtenaar het motiveringsbeginsel had geschonden door onvoldoende uitleg te geven over de vastgestelde waarde.
De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar de waarde op juiste wijze had vastgesteld, gebruikmakend van de vergelijkingsmethode. De rechtbank concludeerde dat de referentiewoningen voldoende vergelijkbaar waren en dat de heffingsambtenaar adequaat rekening had gehouden met de verschillen. Hoewel de rechtbank het beroep ongegrond verklaarde, oordeelde zij dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 51 aan belanghebbende moest vergoeden vanwege de schending van het motiveringsbeginsel. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering door de heffingsambtenaar in belastingzaken.