In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 mei 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het wisselen van rijstrook zonder het andere verkeer voor te laten gaan op de Rijksweg A16 te Breda op 16 februari 2023. De betrokkene heeft beroep aangetekend bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 28 mei 2025 was de betrokkene en zijn gemachtigde niet aanwezig, maar de officier van justitie was vertegenwoordigd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging vaststond, maar dat de hoorplicht was geschonden omdat de betrokkene en zijn gemachtigde niet in de gelegenheid waren gesteld om te worden gehoord. Dit leidde tot de gegrondverklaring van het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie. De kantonrechter heeft de inleidende beschikking inhoudelijk beoordeeld en vastgesteld dat de boete terecht was opgelegd, maar heeft deze wel gematigd met 25% vanwege de overschrijding van de redelijke termijn. De officier van justitie is veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene. De uitspraak is openbaar gedaan door mr. M.A.V. van Aardenne, kantonrechter, en griffier E. Alekperov.