Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
€ 226,75
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 mei 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen, waartegen hij beroep had ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft de beschikking vernietigd, waarna de gemachtigde van de betrokkene beroep heeft ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 28 mei 2025 is de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde niet aanwezig was, maar de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie wel. De gemachtigde voerde aan dat de zaak onterecht als samenhangend was aangemerkt met zeven andere zaken, die elk verschillende gedragingen betroffen en op verschillende locaties en tijdstippen hadden plaatsgevonden. De zittingsvertegenwoordiger steunde dit standpunt en verzocht om het beroep gegrond te verklaren.
De kantonrechter heeft, na de argumenten van beide partijen te hebben gehoord, geoordeeld dat er geen sprake was van samenhangende zaken. De officier van justitie had ten onrechte aangenomen dat deze zaak samenhing met de andere zeven zaken. Het beroep is gegrond verklaard, wat betekent dat de beslissing van de officier van justitie, die een proceskostenvergoeding had toegekend op basis van samenhangende zaken, is vernietigd. De kantonrechter heeft een aangepaste proceskostenvergoeding vastgesteld, waarbij rekening is gehouden met de specifieke omstandigheden van de zaak. De uiteindelijke proceskostenvergoeding is vastgesteld op € 712,-, waarvan € 636,91 door de officier van justitie moet worden betaald aan de betrokkene.
De uitspraak is gedaan door mr. M.A.V. van Aardenne, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.