ECLI:NL:RBZWB:2025:4389

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
10 juli 2025
Zaaknummer
9922942 MB VERZ 22-568
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete, gedraging staat niet vast, gegrond en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 mei 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen, waartegen hij beroep had ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft de beschikking vernietigd, waarna de gemachtigde van de betrokkene beroep heeft ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 28 mei 2025 was de gemachtigde niet aanwezig, maar de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie was wel aanwezig. De gemachtigde had in het beroepschrift aangevoerd dat de zaak onterecht als samenhangend met een andere zaak was aangemerkt, en verzocht om een proceskostenvergoeding.

De kantonrechter heeft, na de standpunten van beide partijen te hebben gehoord, geoordeeld dat er geen sprake is van samenhangende zaken. De officier van justitie had ten onrechte aangenomen dat deze zaak samenhangend was met een andere zaak. Het beroep is gegrond verklaard, wat betekent dat de beslissing van de officier van justitie, waarbij een proceskostenvergoeding was toegekend op basis van samenhangende zaken, is vernietigd. De kantonrechter heeft een aangepaste proceskostenvergoeding toegekend, waarbij rekening is gehouden met de specifieke omstandigheden van de zaak.

De kantonrechter heeft de proceskostenvergoeding berekend op basis van de verrichte werkzaamheden en heeft bepaald dat de officier van justitie € 712,- aan de betrokkene moet vergoeden, waarvan € 511,75 na betaling dient te worden voldaan. Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A.V. van Aardenne, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer : 9922942 \ MB VERZ 22-568
CJIB-nummer : 9062 5422 3504 6771
uitspraakdatum : 28 mei 2025
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. I.N.D.J. Rissema (Bezwaartegenverkeersboetes.nl)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft de beschikking vernietigd. Tegen die beslissing is door gemachtigde beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 28 mei 2025. Namens de officier van justitie is verschenen [naam] (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Gemachtigde is niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

Gemachtigde heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de zaak onterecht als samenhangend is aangemerkt met een andere zaak. Deze zaken en de door gemachtigde verrichte inspanningen in deze zaken zijn niet te vergelijken. Gemachtigde verzoekt om een proceskostenvergoeding.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gegrond te verklaren omdat de inhoudelijke gronden van de beroepschriften van elkaar verschillen en daarom niet kan worden gesproken van identieke werkzaamheden en dus ook niet van samenhang.

Overwegingen

Met de gemachtigde en de zittingsvertegenwoordiger is de kantonrechter van oordeel dat er geen sprake is van samenhangende zaken De officier van justitie heeft dan ook ten onrechte samenhang van deze zaak met een andere zaak aangenomen. Het beroep is gegrond.
Dit betekent dat het bestreden besluit, waarbij een proceskostenvergoeding is toegekend op basis van samenhangende zaken, moet worden vernietigd en dat er een aangepaste proceskostenvergoeding moet worden toegekend.
De kantonrechter overweegt dat voor de fase bij de kantonrechter wegingsfactor 0,25 zal worden toegepast, nu in deze fase alleen de proceskostenvergoeding nog in geschil was.
Bij de berekening van de proceskostenvergoeding wordt voor de telefonische hoorzitting bij de officier van justitie, met toepassing van artikel 2, lid 3, van het Besluit proceskosten bestuursrecht, 0,5 punt toegekend (zie ECLI:NL:GHARL:2021:7004).
Ook zal de kantonrechter een proceskostenvergoeding toekennen. Daarbij wordt voor de telefonische hoorzitting bij de officier van justitie, met toepassing van artikel 2, lid 3, van het Besluit proceskosten bestuursrecht, 0,5 punt toegekend (zie ECLI:NL:GHARL:2021:7004).
De proceskostenvergoeding is als volgt berekend:
administratief beroepschrift: 1 punt x gewicht 0,5 x € 647,- = € 323,50
telefonische hoorzitting: 0,5 punt x gewicht 0,5 x € 647,- = € 161,75
beroepschrift kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,25 x € 907,- =
€ 226,75
totaal € 712,00
Bij de uitbetaling mag de officier van justitie het aan deze zaak toe te rekenen deel van de eerder toegekende proceskostenvergoeding in mindering brengen, te weten € 400,50 / 2 = € 200,25, zodat de nabetaling € 511,75 bedraagt.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de bestreden beslissing van de officier van justitie voor zover daarbij voor deze zaak een proceskostenvergoeding is toegekend gebaseerd op samenhangende zaken;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 712,-;
‒ bepaalt dat de officier van justitie daarvan € 511,75 dient (na) te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A.V. van Aardenne, kantonrechter, bijgestaan door de griffier E. Alekperov, en in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2025.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: