ECLI:NL:RBZWB:2025:439

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 januari 2025
Publicatiedatum
29 januari 2025
Zaaknummer
11249677 \ CV EXPL 24-2839 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor kinderopvangkosten na beëindiging huwelijk

In deze civiele zaak vordert een kinderdagverblijf betaling van de vader voor de kinderopvang van zijn kinderen. De vader betwist de aansprakelijkheid, stellende dat de overeenkomst enkel door zijn ex-echtgenote is ondertekend en dat hij niet verantwoordelijk is voor haar schulden, gezien hun huwelijkse voorwaarden. De kantonrechter oordeelt dat de vader hoofdelijk aansprakelijk is voor de kosten van de kinderopvang op basis van artikel 1:85 BW, dat bepaalt dat beide echtgenoten aansprakelijk zijn voor verbintenissen die zijn aangegaan ten behoeve van de huishouding. De rechter stelt vast dat de kosten voor kinderopvang vallen onder de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen, en dat de vader dus moet betalen, ongeacht de huwelijkse voorwaarden. De kantonrechter wijst de vordering van het kinderdagverblijf toe, maar vermindert het gevorderde bedrag met 25% omdat het kinderdagverblijf niet aan zijn informatieverplichtingen heeft voldaan. Daarnaast wordt de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten afgewezen, omdat het incassobeding in de algemene voorwaarden onredelijk bezwarend is. De vader wordt ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: 11249677 \ CV EXPL 24-2839
Vonnis van 22 januari 2025
in de zaak van
STICHTING [kinderopvang],
te [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [kinderopvang] ,
gemachtigde: GGN Brabant,
tegen
[de man],
te [plaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [de man] ,
procederend in persoon.

1.De zaak in het kort

[kinderopvang] verzorgde de kinderopvang van de kinderen van [de man] . In deze procedure vordert [kinderopvang] betaling van [de man] voor deze opvang. [de man] is echter van mening dat hij niet hoeft te betalen. De overeenkomst is volgens hem destijds alleen getekend door zijn - inmiddels ex - echtgenote en aangezien ze op huwelijkse voorwaarden waren getrouwd, is hij niet aansprakelijk voor deze schuld van haar. Bovendien heeft hij na zijn vertrek uit hun woning geen aanmaningen ontvangen. De kantonrechter oordeelt dat [de man] wel aansprakelijk is voor de kinderopvangkosten en legt dit oordeel hieronder uit.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
2.2.
Ten slotte is bepaald dat een vonnis wordt uitgesproken.

3.De feiten

De kantonrechter gaat uit van de volgende feiten:
- Op 9 maart 2022 heeft [kinderopvang] plaatsingsbevestigingen gestuurd naar aanleiding van een aanvraag voor kinderopvang voor de beide kinderen van [de man] van 3 maart 2022. De plaatsingsbevestigingen zijn geadresseerd aan “ [familie] ”. De plaatsingsbevestigingen zijn op 21 maart 2022 ondertekend geretourneerd aan [kinderopvang] .
- Op de hierdoor gesloten plaatsingsovereenkomsten zijn onder meer de Algemene Voorwaarden van Stichting [kinderopvang] (verder: de AV) van toepassing verklaard. Daarin is onder andere opgenomen:

“15.5 De ondernemer zendt na het bepaalde in lid 4 van dit Art. genoemde verzuim zonder dat betaling plaats vond, schriftelijk of elektronisch een betalingsherinnering en geeft de consument de gelegenheid binnen 7 dagen na ontvangst van deze betalingsherinnering alsnog te betalen. Na het verstrijken van de 7 dagen ontvangt de consument een persoonlijk aan hem/haar afgegeven aanmaning met toelichting. De aanmaning biedt de consument de gelegenheid binnen 2 dagen de factuur volledig te voldoen. […]”

- [kinderopvang] heeft enkele maanden de opvang voor beide kinderen verzorgd.
- Voor de opvang in maart, mei en juli 2022 heeft [kinderopvang] vier facturen gestuurd, die niet op tijd betaald werden. Het betreft de volgende facturen:
- In de periode september tot en met december 2022 heeft [kinderopvang] over de betalingsachterstand diverse e-mailberichten gestuurd aan ‘ [e-mailadres 1] ’ en ‘ [e-mailadres 2] ’. Het eerste e-mailadres stond op het aanvraagformulier bij de contactgegevens van [de man] , het tweede e-mailadres stond bij de contactgegevens van mevrouw [de vrouw] . Op deze berichten is vanaf het e-mailadres ‘ [e-mailadres 1] ’ enkele keren een reactie teruggestuurd.
- Op of rond 11 januari 2023 is er telefonisch contact geweest tussen [kinderopvang] en [de man] over het openstaande bedrag, waarvan [kinderopvang] per e-mailbericht van 11 januari 2024 een bevestiging heeft gestuurd aan beide e-mailadressen.
- Op 23 januari 2023 heeft [kinderopvang] per e-mailbericht om 14:26 uur de ontvangst van een deelbetaling bevestigd. Dezelfde dag om 14:41 uur is vanaf het [e-mailadres 3] een bericht gestuurd met de tekst:
“Fijn zal het restant er snel achteraan komen.
Thx voor de update!
Met vriendelijke groet,
[de man]
Met gastvrije groet,
[de man]
[bedrijf]
[telefoonnummer] ”
- Op 25 januari 2023 heeft [kinderopvang] per e-mail gevraagd of zij het laatste deel van de betaling kan ontvangen. De e-mail is gestuurd aan ‘ [e-mailadres 3] ’. Vanaf dit e-mailadres is dezelfde dag gereageerd met onder meer de volgende tekst:
“[…] heb alles (ook nieuwe factuur ineens voldaan) als 2 van 2, maar heb hem even door mijn vader laten overmaken vanaf zijn zakelijk rekening uit Duitsland.
[…]
Houdt dit in dat hier een actie aan vast hangt geen probleem houdt ik [kind 1] en [kind 2] morgen thuis.
Met gast vrije groet,
[de man] ”
- Op 30 januari 2023 om 8:11 uur is vanaf het [e-mailadres 3] een bericht gestuurd met onder meer de tekst:

“Goedemorgen [naam] ,

Goed weekend gehad?
[…]
Was vergeten de “Bic code toe te voegen daarom bleef hij op verzenden staan, moet
omdat het vanaf buitenlandse rek gaat.
Komt dus nu wel ergens deze dagen binnen.
[…]
Met gastvrije groet,
[de man]
[bedrijf] ”
- Dezelfde dag om 9:51 uur heeft [kinderopvang] per e-mail naar dit adres gereageerd en laten weten dat de kinderen vanaf 31 januari 2023 niet meer opgevangen kunnen worden en dat het openstaande bedrag inclusief januari 2023 uiterlijk op 6 februari 2023 moet zijn bijgeschreven op de rekening van [kinderopvang] . Om 9:56 uur komt daarop de volgende reactie:

Hallo [naam] ,
Dank helder verhaal!
Komt goed hoor wel wanneer binnen is.
Met gastvrije groet,
[de man]
- Op 2 mei 2023 heeft [kinderopvang] via haar incassogemachtigde een aanmaning gestuurd aan [de man] op het adres dat bij de contactgegevens van hem en mevrouw [de vrouw] stond aangegeven, [adres 1] in [plaats 1] . Het daarin opgenomen bedrag aan betalingsachterstand is € 1.811,58 inclusief rente.
- Op 23 mei en 12 juni 2023 en op 25 januari 2024 heeft de incassogemachtigde van [kinderopvang] nogmaals een aanmaning gestuurd aan [de man] op dit adres. Op 23 mei en 5 juni 2023 heeft zij ook aanmaningen gestuurd naar het [e-mailadres 3] .
- Per 5 maart 2024 is de echtscheiding tussen [de man] en mevrouw [de vrouw] uitgesproken.
- Per 1 mei 2024 staat [de man] volgens de overgelegde gegevens uit het GBA ingeschreven op het [adres 2] in [plaats 2] .
- Op 16 juli 2024 heeft de incassogemachtigde van [kinderopvang] naar dat adres een aanmaning gestuurd.

4.Het geschil

4.1.
[kinderopvang] vordert - samengevat - veroordeling van [de man] tot betaling van € 1.202,14, vermeerderd met rente en kosten.
4.2.
[kinderopvang] voert daarvoor aan dat zij de opvang van de kinderen van [de man] heeft verzorgd. Daarom moet [de man] de daarvoor overeengekomen en gefactureerde bedragen betalen. Deze betalingsverplichting is hij niet nagekomen. Daarom moet hij de wettelijke rente betalen over het openstaande bedrag. Bovendien heeft [kinderopvang] buitengerechtelijke incassokosten moeten maken om de facturen betaald te krijgen. Ook die kosten moet [de man] vergoeden.
4.3.
[de man] voert verweer. [de man] wil dat de vordering wordt afgewezen, met veroordeling van [kinderopvang] in de kosten van deze procedure.
4.4.
[de man] erkent dat de hoofdsom nog openstaat. Hij is echter van mening dat niet hij, maar zijn ex-partner, mevrouw [de vrouw] (verder: [de vrouw] ) dit bedrag moet betalen. [kinderopvang] heeft volgens [de man] ten onrechte zijn ex-partner vóór het moment van dagvaarden nooit gesommeerd om het openstaande bedrag te betalen. Daarnaast voert [de man] aan dat hij op 22 september 2023 de woning aan de [adres 1] in [plaats 1] heeft verlaten en ondanks het regelen van doorstuurservice voor zijn post, geen sommaties of aanmaningen heeft ontvangen. Ook betwist hij dat de e-mailberichten die naar [kinderopvang] zijn gestuurd in verband met de achterstand door hem zijn gestuurd. Tot slot is [de man] bereid om 50% van de hoofdsom te betalen, maar alle overige bedragen en kosten niet.
4.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

[de man] is hoofdelijk aansprakelijk voor de kosten van de kinderopvang
5.1.
[kinderopvang] vordert nakoming van de betalingsverplichting voor de verzorgde kinderopvang op grond van een plaatsingsovereenkomst tussen haar en [de man] . In ieder geval is [de man] volgens [kinderopvang] voor de opvangkosten aansprakelijk op grond van artikel 1:85 Burgerlijk Wetboek (BW), omdat de overeenkomst is aangegaan ten behoeve van de gewone gang van de huishouding. [de man] betwist dat hij contractant van de plaatsingsovereenkomst is, aangezien niet hij, maar [de vrouw] de plaatsingsovereenkomst heeft ondertekend. Daarnaast betwist [de man] dat de kosten in de huwelijksgemeenschap vallen, omdat hij met [de vrouw] op huwelijksvoorwaarden was getrouwd en er dus geen gemeenschap was.
5.2.
Artikel 1:85 BW bepaalt, samengevat, dat beide echtgenoten naast elkaar voor het geheel aansprakelijk zijn voor de verbintenissen die zij ten behoeve van de gewone gang van de huishouding zijn aangegaan.
Los van de vraag of de handtekening op de plaatsingsbevestiging van [de man] is of van [de vrouw] of dat (mede) namens [de man] is getekend, staat vast dat de plaatsingsovereenkomst gesloten is voor de opvang van de kinderen van [de man] en [de vrouw] . De kosten voor kinderopvang vallen onder de kosten voor verzorging en opvoeding van de kinderen, welke kosten op hun beurt vallen onder de kosten van de gewone huishouding [1] .
5.3.
[de man] en [de vrouw] zijn op grond van artikel 1:85 BW dus beiden, hoofdelijk, aansprakelijk voor de kosten van de kinderopvang. [kinderopvang] kan daarom kiezen van wie zij betaling vordert: van beiden of één van hen. Zij mocht er dus voor kiezen om alleen betaling van [de man] te vorderen en was niet verplicht om ook [de vrouw] aan te manen.
5.4.
Van artikel 1:85 BW kan niet worden afgeweken bij huwelijkse voorwaarden, omdat dit artikel van dwingend recht is. Of sprake was van huwelijksvoorwaarden tussen [de man] en [de vrouw] , is daarom niet relevant.
5.5.
[de man] moet daarom het openstaande bedrag aan kinderopvangkosten betalen. Dat neemt niet weg dat [de man] mogelijk (een deel van) de kinderopvangkosten kan verhalen op [de vrouw] . Dat valt echter buiten de beoordeling van deze zaak.
[kinderopvang] heeft niet aan al haar informatieverplichtingen voldaan
5.6.
[kinderopvang] heeft terecht opgemerkt dat moet worden getoetst of [kinderopvang] aan haar informatieverplichtingen heeft gedaan, omdat sprake is van een overeenkomst op afstand tussen een ondernemer ( [kinderopvang] ) en een consument ( [de man] ). De eisen daarvoor zijn opgenomen in artikel 6:230m BW in verbinding met artikel 6:230v BW.
5.7.
De kantonrechter constateert dat [kinderopvang] , uitgaande van de door haar aangeleverde informatie, aan drie eisen niet heeft voldaan. Ten eerst heeft zij niet (tijdig) de adresgegevens waar een klacht kan worden ingediend beschikbaar gesteld. Ten tweede heeft zij [de man] niet voldoende geïnformeerd over de 14-dagentermijn van ontbinding en ten derde heeft zij het modelformulier voor ontbinding niet verstrekt. Op grond van de Richtlijn Sanctiemodel essentiële informatieplichten moet in dat geval de hoofdsom met 25% worden verminderd.
5.8.
De conclusie is dat [de man] hoofdelijk aansprakelijk is voor de kosten van de kinderopvang, zodat hij deze moet betalen, waarbij rekening moet worden gehouden met een aftrek van 25%. De kantonrechter zal daarom het gevorderde bedrag van € 1.202,14 toewijzen.
[de man] hoeft de buitengerechtelijke kosten niet te betalen
5.9.
[kinderopvang] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten op grond van haar algemene voorwaarden. De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten zal worden afgewezen, omdat het incassobeding in de AV onredelijk bezwarend is.
5.10.
De kantonrechter moet in consumentenzaken ambtshalve toetsen of een beding in de algemene voorwaarden onredelijke bezwarend is. [2] Dit geldt ook als de ondernemer er uiteindelijk voor kiest om de vordering niet op grond van het beding te vorderen, maar alleen op grond van een wettelijke bepaling.
5.11.
Een beding is in ieder geval onredelijk bezwarend, als het in strijd is met de wet. Dat is het geval met het incassobeding uit artikel 15.5 van de AV van [kinderopvang] . Daarin is namelijk een kortere betalingstermijn opgenomen dan de termijn die de wet in artikel 6:96 lid 6 BW dwingend voorschrijft. [3] De kantonrechter vernietigt daarom dit beding. Omdat [kinderopvang] ook niet kan terugvallen op de wettelijke regeling, is er geen grond waarop vergoeding van buitengerechtelijke kosten kan worden toegewezen.
[de man] moet wel de wettelijke rente betalen
5.12.
Op grond van artikel 6:119 BW is een partij wettelijke rente verschuldigd vanaf de dag van verzuim. Het verzuim van [de man] is ontstaan op het moment dat hij niet binnen de aangegeven termijn de facturen had betaald. De kantonrechter zal daarom de wettelijke rente toewijzen zoals gevorderd.
[de man] moet ook de proceskosten betalen
5.13.
[de man] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [kinderopvang] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
137,38
- griffierecht
372,00
- salaris gemachtigde
408,00
(2 punten × € 204,00)
- nakosten
102,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.019,38
5.14.
De kantonrechter begrijpt dat [de man] van mening is dat de kosten onnodig zijn opgelopen, omdat [kinderopvang] niet direct (ook) [de vrouw] heeft aangemaand om te betalen. Ook heeft [de man] aangevoerd dat hij vanaf 22 september 2023 niet meer op het adres aan de [adres 1] in [plaats 1] woonde en ondanks het door laten sturen van post geen aanmaningen en sommaties heeft ontvangen.
5.15.
Hierboven heeft de kantonrechter uitgelegd dat [kinderopvang] ervoor mocht kiezen om alleen [de man] aan te spreken. Of de sommaties of aanmaningen zijn (door-)gestuurd naar het adres waar [de man] verbleef na zijn vertrek uit de woning in [plaats 1] is voor het oplopen van de kosten niet relevant. [de man] heeft namelijk niet betwist dat hij de aanmaningen en sommaties op dat adres vóór zijn vertrek op 22 september 2023 wel heeft ontvangen. Evenmin heeft hij betwist dat hij de aanmaningen en sommaties per e-mail heeft ontvangen. Weliswaar betwist [de man] dat de reacties op die e-mailberichten van hem zijn, maar daaruit volgt niet dat hij de berichten van [kinderopvang] niet heeft ontvangen. Dat geldt te meer, omdat [de man] zelf heeft verklaard dat ook hij toegang had tot het volgens hem gezamenlijke e-mailadres vanwaar de berichten zijn gestuurd. Daaruit volgt dat hij ook toegang had tot de berichten die [kinderopvang] stuurde. Dat betekent dat [de man] wist of in ieder geval moest weten dat er nog een betalingsachterstand was. [de man] heeft niet, althans onvoldoende gesteld op grond waarvan hij ervan mocht uitgaan dat de achterstand was betaald. De kantonrechter gaat daarom aan dit verweer voorbij.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
veroordeelt [de man] om aan [kinderopvang] te betalen een bedrag van € 1.202,14 aan hoofdsom en een bedrag aan wettelijke rente van € 120,31, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de hoofdsom van € 1.202,14 met ingang van 24 juli 2024 tot de dag van volledige betaling,
6.2.
veroordeelt [de man] in de proceskosten van € 1.019,38, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [de man] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Dijkman en in het openbaar uitgesproken op 22 januari 2025.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld Gerechtshof Den Haag, 06-09-2017, ECLI:NL:GHDHA:2017:2795
2.Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten van de Europese Unie
3.De vergoeding […] kan […] de schuldenaar [..] eerst verschuldigd worden nadat […] [hij] vruchteloos is aangemaand tot betaling binnen een termijn van veertien dagen, aanvangende de dag na aanmaning.