ECLI:NL:RBZWB:2025:4390

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
10 juli 2025
Zaaknummer
10230086 MB VERZ 22-980
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete, gedraging staat niet vast, gegrond en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 mei 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene, een B.V., was opgelegd. De betrokkene had beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die de beschikking had vernietigd. De zaak werd behandeld door de kantonrechter in Breda, waar zowel de gemachtigde van betrokkene, mr. B. de Jong van Skandara B.V., als een zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig waren.

De gemachtigde voerde aan dat de zaak onterecht als samenhangend met 17 andere zaken was aangemerkt, omdat de hoorzittingen op verschillende momenten hadden plaatsgevonden en het niet om identieke werkzaamheden ging. De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie stelde dat het beroep gegrond verklaard moest worden, verwijzend naar eerdere uitspraken van het hof Arnhem-Leeuwarden. De kantonrechter oordeelde dat er geen sprake was van samenhangende zaken en dat de officier van justitie ten onrechte samenhang had aangenomen.

De uitspraak leidde tot de vernietiging van de bestreden beslissing van de officier van justitie, waarbij een proceskostenvergoeding was toegekend op basis van samenhangende zaken. De kantonrechter bepaalde dat er een aangepaste proceskostenvergoeding moest worden toegekend, waarbij de berekening van de kosten werd uiteengezet. Uiteindelijk werd de officier van justitie veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene, die in totaal € 905,50 bedroegen, met een nabetaling van € 871,69. Tegen deze beslissing was geen hoger beroep mogelijk.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer : 10230086 \ MB VERZ 22-980
CJIB-nummer : 9062 5422 4603 6755
uitspraakdatum : 28 mei 2025
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene] B.V.
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. B. de Jong (Skandara B.V.)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft de beschikking vernietigd. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 28 mei 2025. Namens de officier van justitie is verschenen [naam 1] (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Namens Skandara B.V. is
[naam 2] verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

Gemachtigde heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de zaak samen met 17 andere zaken onterecht als samenhangend is aangemerkt. Gemachtigde stelt dat geen sprake is van een gelijktijdige behandeling, aangezien de hoorzittingen op verschillende momenten hebben plaatsgevonden. Ook gaat het niet om identieke werkzaamheden, aangezien het verschillende pleeglocaties en verschillende werkzaamheden betreffen. Daarnaast heeft het CVOM 0,5 punt toegekend voor de hoorzitting, terwijl 1 punt toegekend had moeten worden. Gemachtigde verzoekt om een proceskostenvergoeding.
Ter zitting heeft gemachtigde geen ander verweer toegevoegd.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Terecht is afgezien van horen gelet op de uitspraken van hof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:NL:GHARL:2021:4781 en ECLI:NL:GHARL:2021:7004). Destijds was er ook sprake van corona dus vanwege de richtlijnen kon fysiek niet gehoord worden en moest dat anders ingericht worden. Terecht is door het CVOM een proceskostenvergoeding van 0,5 punt toegekend voor de hoorzitting. Tussen de verschillende zaken heeft veel tijd gezet tussen de hoorzittingen. Er is dus geen sprake van een gelijktijdige behandeling en daarom is er geen samenhang.

Overwegingen

Met de gemachtigde en de zittingsvertegenwoordiger is de kantonrechter van oordeel dat er geen sprake is van samenhangende zaken De officier van justitie heeft dan ook ten onrechte samenhang van deze zaak met 17 andere zaken aangenomen. Het beroep is gegrond.
Dit betekent dat het bestreden besluit, waarbij een proceskostenvergoeding is toegekend op basis van samenhangende zaken, moet worden vernietigd en dat er een aangepaste proceskostenvergoeding moet worden toegekend.
De kantonrechter overweegt dat voor de fase bij de kantonrechter wegingsfactor 0,25 zal worden toegepast, nu in deze fase alleen de proceskostenvergoeding nog in geschil was.
Bij de berekening van de proceskostenvergoeding wordt voor de telefonische hoorzitting bij de officier van justitie, met toepassing van artikel 2, lid 3, van het Besluit proceskosten bestuursrecht, 0,5 punt toegekend (zie ECLI:NL:GHARL:2021:7004).
Ook zal de kantonrechter een proceskostenvergoeding toekennen. Daarbij wordt voor de telefonische hoorzitting bij de officier van justitie, met toepassing van artikel 2, lid 3, van het Besluit proceskosten bestuursrecht, 0,5 punt toegekend (zie ECLI:NL:GHARL:2021:7004).
De proceskostenvergoeding is als volgt berekend:
administratief beroepschrift: 1 punt x gewicht 0,5 x € 624,- = € 323,50
telefonische hoorzitting: 0,5 punt x gewicht 0,5 x € 647,- = € 161,75
beroepschrift kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,25 x € 907,- = € 226,75
zitting kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,25 x € 907,- =
€ 226,75
totaal € 905,50
Bij de uitbetaling mag de officier van justitie het aan deze zaak toe te rekenen deel van de eerder toegekende proceskostenvergoeding in mindering brengen, te weten € 608,63 / 18 = € 33,81, zodat de nabetaling of 871,69 bedraagt.
Met de zittingsvertegenwoordiger is de kantonrechter van oordeel dat terecht is afgezien van fysiek horen door de officier van justitie.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de bestreden beslissing van de officier van justitie voor zover daarbij voor deze zaak een proceskostenvergoeding is toegekend gebaseerd op samenhangende zaken;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 905,50;
‒ bepaalt dat de officier van justitie daarvan € 871,69 dient (na) te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A.V. van Aardenne, kantonrechter, bijgestaan door de griffier E. Alekperov, en in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2025.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: