ECLI:NL:RBZWB:2025:4392

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 juni 2025
Publicatiedatum
10 juli 2025
Zaaknummer
11100169 MB VERZ 24-376
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens onduidelijkheid over gedraging

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 juni 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een boete ontvangen voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden op de Stationsstraat te Roosendaal op 14 april 2023. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep aangetekend bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting op 19 juni 2025 heeft de gemachtigde van betrokkene, mr. M. Lagas van Appjection B.V., aangevoerd dat de gedraging niet heeft plaatsgevonden. Betrokkene zou geen mobiele telefoon hebben vastgehouden, maar een Zebra apparaat naast zich hebben liggen. De verbalisant die betrokkene staande hield, kon het apparaat niet herkennen, wat volgens de gemachtigde een belangrijke onduidelijkheid met zich meebracht.

De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. K. Kattick, heeft betoogd dat de gedraging wel degelijk heeft plaatsgevonden en heeft verzocht om een gedeeltelijke gegrondverklaring van het beroep, met een verzoek tot matiging van de boete vanwege overschrijding van de redelijke termijn. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat er te veel onduidelijkheden waren over de situatie en de constatering van de gedraging, waardoor niet kon worden vastgesteld dat de boete terecht was opgelegd. Het beroep is gegrond verklaard, de boete is vernietigd en de officier van justitie is veroordeeld tot terugbetaling van de zekerheidstelling en tot vergoeding van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Bergen op Zoom
zaaknummer : 11100169 \ MB VERZ 24-376
CJIB-nummer : 6062 5422 5714 6470
uitspraakdatum : 19 juni 2025
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. M. Lagas (Appjection B.V.)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 19 juni 2025. Namens de officier van justitie is verschenen mr. K. Kattick (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Namens Appjection B.V. is
[naam] verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: als bestuurder tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vasthouden op de Stationsstraat te Roosendaal op 14 april 2023 om 14.44 uur.
Gemachtigde heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de gedraging niet is verricht. Betrokkene hield met zijn arm langs de armleuning en zijn hand aan de onderkant van de armleuning vast om zo door de bocht te rijden. Betrokkene heeft geen mobiele telefoon vastgehouden. Betrokkene had aan de verbalisant doorgegeven dat een Zebra apparaat naast hem lag. De verbalisant die betrokkene staande had gehouden, dus niet de verbalisant die de gedraging had geconstateerd, verklaarde dat hij het apparaat herkende als het apparaat waarmee hij betrokkene zag rijden. Gemachtigde verzoekt een proceskostenvergoeding.
Ter zitting heeft gemachtigde hieraan toegevoegd dat subsidiair wordt aangevoerd dat de redelijke termijn is overschreden.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep deels gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. De verbalisant heeft verklaard te hebben gezien dat betrokkene een zebra in zijn rechterhand vasthield. Een zebra is een informatie verwerkingsapparaat en valt ook onder hetgeen is bepaald in artikel 61a RVV 1990. Betrokkene heeft geen verklaring gegeven na de staandehouding. Het verweer van betrokkene in het beroepschrift geeft geen reden tot matiging van de sanctie. Betrokkene wordt niet verweten aan het bellen te zijn geweest maar voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden. De zittingsvertegenwoordiger verwijst naar een arrest van hof Arnhem-Leeuwarden over een duo handhaving (ECLI:NL:GHARL: 2021:10476)
De zittingsvertegenwoordiger verzoekt het boetebedrag te matigen met 25% omdat de redelijke termijn is overschreden. De zittingsvertegenwoordiger verzoekt het beroep voor het overige ongegrond te verklaren.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de gedraging is verricht. Daarbij is van belang dat er teveel onduidelijkheden zijn over de situatie en de constatering van de verweten gedraging. De verbalisant die staande heeft gehouden kan niet het gebruikte apparaat hebben herkend omdat er sprake is van duo handhaving. Dit betekent dat de boete ten onrechte is opgelegd.
Het beroep is daarom gegrond. De beschikking waarbij de boete is opgelegd en de beslissing van de officier van justitie zullen worden vernietigd. Het bedrag dat betrokkene aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
Ook zal de kantonrechter een proceskostenvergoeding toekennen, die als volgt is berekend:
administratief beroepschrift: 1 punt x gewicht 0,5 x € 647,- = € 323,50
beroepschrift kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 907,- = € 453,50
zitting kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 907,- =
€ 453,50
totaal € 1.230,50

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de bestreden beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete is opgelegd;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 389,- dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
‒ veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 1.230,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A.V. van Aardenne, kantonrechter, bijgestaan door de griffier C.G. Zevenhuijzen, en in het openbaar uitgesproken op 19 juni 2025.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: