Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 mei 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen en heeft hiertegen beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Vervolgens heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 14 mei 2025 was betrokkene niet aanwezig, maar de officier van justitie werd vertegenwoordigd door mr. C.S. de Meer.
De boete was opgelegd wegens het niet meewerken aan een onderzoek naar speeksel op 9 oktober 2023. Betrokkene voerde aan dat hij de gedraging niet had verricht en dat hij slecht behandeld was, wat leidde tot een klacht bij de politie. De kantonrechter oordeelde dat de verklaring van de verbalisant voldoende bewijs bood voor de gedraging en dat er geen reden was om aan deze verklaring te twijfelen. Betrokkene had de vereiste zekerheidstelling van € 199,- niet betaald, maar de kantonrechter stelde deze op nihil, gezien de omstandigheden.
Uiteindelijk verklaarde de kantonrechter het beroep ongegrond, omdat de boete terecht was opgelegd en er geen aanleiding was om deze te matigen. De uitspraak werd openbaar gedaan en betrokkene werd geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.