Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 mei 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het negeren van een rood verkeerslicht op de N256 Deltaweg te Wilhelminadorp op 18 augustus 2023. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 14 mei 2025 was de betrokkene niet aanwezig, maar zijn gemachtigde heeft het standpunt ingenomen dat de gedraging niet heeft plaatsgevonden. De gemachtigde stelde dat betrokkene met zijn motor rechtdoor is gereden en per ongeluk de lus voor het verkeerslicht voor linksaf heeft aangetikt. De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. C.S. de Meer, heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren.
De kantonrechter heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de beschikbare stukken, waaronder foto’s van de gedraging. De rechter concludeerde dat de verklaring van de verbalisant voldoende bewijs bood voor de vaststelling van de gedraging. De foto’s toonden aan dat betrokkene op het moment van de overtreding over de stopstreep reed terwijl het verkeerslicht rood was. De kantonrechter oordeelde dat er geen reden was om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant en dat de boete terecht was opgelegd. Het beroep werd ongegrond verklaard en het verzoek om proceskostenvergoeding werd afgewezen.