Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Verloop van de procedure
Standpunten
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 mei 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het gebruik van een verdrijvingsvlak op de Westerscheldetunnelweg te Hoek op 12 juli 2023. De betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 14 mei 2025 heeft de gemachtigde van de betrokkene, mr. N.G.A. Voorbach, aangevoerd dat de betrokkene ten onrechte niet is staande gehouden, terwijl dit wel mogelijk was. De zittingsvertegenwoordiger, mr. C.S. de Meer, heeft echter betoogd dat er geen reële mogelijkheid was om de betrokkene staande te houden, en dat de boete terecht was opgelegd. De kantonrechter heeft de verklaring van de verbalisant als voldoende bewijs beschouwd voor de gedraging en heeft geoordeeld dat de boete terecht was opgelegd.
De kantonrechter heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen. De uitspraak benadrukt het uitgangspunt dat een verbalisant de bestuurder moet staande houden om een boete op te leggen, tenzij er geen reële mogelijkheid is. In dit geval was er geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant, en de boete is terecht opgelegd aan de kentekenhouder. De beslissing kan binnen zes weken worden aangevochten bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.