Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
€ 453,50
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 april 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rijden op een trottoir, voetpad, fietspad of ruiterpad op de Jel van der Sandelaan te Breda op 27 januari 2023. Betrokkene heeft tegen deze boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 29 april 2025 zijn de gemachtigde van betrokkene, mr. B. de Jong, en de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. A. de Vreeze, verschenen. De gemachtigde betwistte de gedraging en stelde dat de verbalisant de gedraging niet daadwerkelijk had waargenomen. De zittingsvertegenwoordiger verzocht het beroep gegrond te verklaren, onder verwijzing naar het feit dat de verbalisant de gedraging niet zelf had waargenomen.
De kantonrechter oordeelde dat niet was komen vast te staan dat de gedraging had plaatsgevonden, aangezien de verbalisant slechts een conclusie had getrokken zonder de gedraging zelf te hebben waargenomen. Hierdoor werd de boete ten onrechte opgelegd. Het beroep werd gegrond verklaard, de beschikking van de officier van justitie werd vernietigd en de officier van justitie werd opgedragen het betaalde bedrag van € 159,- aan betrokkene terug te betalen. Tevens werd een proceskostenvergoeding van € 1.230,50 toegekend aan betrokkene.