ECLI:NL:RBZWB:2025:4475

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 april 2025
Publicatiedatum
10 juli 2025
Zaaknummer
11049354 MB VERZ 24-465
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke gegrondverklaring van beroep tegen verkeersboete met matiging van boete wegens overschrijding van redelijke termijn

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 april 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden op 25 januari 2023. De officier van justitie had het beroep van de betrokkene ongegrond verklaard, waarna de betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 29 april 2025 was de betrokkene niet aanwezig, maar zijn gemachtigde, mr. N.G.A. Voorbach, was wel aanwezig. De zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, heeft de zaak namens de officier van justitie behandeld.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, voldoende is aangetoond door de verklaring van de verbalisant. De kantonrechter heeft echter ook overwogen dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak is overschreden, aangezien de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter samen langer dan twee jaar heeft geduurd. Dit heeft geleid tot een matiging van de boete met 25%. De kantonrechter heeft het beroep gedeeltelijk gegrond verklaard, de beslissing van de officier van justitie gewijzigd en de boete verlaagd tot € 262,50, met een terugbetaling van € 87,50 aan de betrokkene. Tevens is de officier van justitie veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, die zijn vastgesteld op € 453,50.

De uitspraak is openbaar gedaan en de betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits aan de vereisten wordt voldaan.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer.: 11049354 \ MB VERZ 24-465
CJIB-nummer: 1062 5422 5538 7420
uitspraakdatum: 29 april 2025
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[naam]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. N.G.A. Voorbach (Verkeersboete.nl)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 29 april 2025. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Gemachtigde en betrokkene zijn niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: als bestuurder tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vasthouden op de Bovensteweg te Oosterhout op 25 januari 2023 om 21.50 uur.
Gemachtigde heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat betrokkene zich niet met de beslissing van de officier van justitie van verenigen. Gemachtigde verzoekt een kopie van het procesdossier en een proceskostenvergoeding.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep deels gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. De gedraging staat vast.
De zittingsvertegenwoordiger verzoekt het boetebedrag te matigen met 25% omdat de redelijke termijn is overschreden. De zittingsvertegenwoordiger verzoekt het beroep voor het overige ongegrond te verklaren.

Overwegingen

Inhoudelijk
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht.
In zaken op grond van de Wahv biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven om te twijfelen aan de juistheid van die verklaring of indien dergelijke feiten en omstandigheden uit het dossier blijken.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd, zich niet te kunnen verenigen met de beslissing van de officier van justitie, geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant.
De boete is dus terecht opgelegd.
Overschrijding redelijke termijn
Een ieder heeft recht op behandeling van zijn rechtszaak binnen een redelijke termijn (artikel 6, lid 1 van het EVRM). Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:GHARL:2017:1777) is sprake van schending van die redelijke termijn van berechting wanneer de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter tezamen langer dan twee jaar heeft geduurd. Deze termijn vangt aan bij het opleggen van de boete.
In dit geval is de boete opgelegd op 25 januari 2023 en is de redelijke termijn dus drie maanden overschreden.
Omdat sprake is van een overschrijding zal de kantonrechter de boete matigen met 25% (zie ECLI:NL:GHARL:2023:6369).
Het beroep is dus gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
Nu de boete wordt gematigd is er aanleiding voor een proceskostenvergoeding. Daarbij gaat het alleen om de kosten in de fase waarin de redelijke termijn is overschreden, dus de kosten van het beroep bij de kantonrechter, te weten 1 punt x gewicht 0,5 x € 907,- = € 453,50.

Beslissing

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
  • wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot € 262,50, plus € 9,- administratiekosten;
  • draagt de officier van justitie op het bedrag van € 87,50, dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
  • veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 453,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A.V. van Aardenne, kantonrechter, bijgestaan door de griffier mr. K. Verdult, en in het openbaar uitgesproken op 29 april 2025.
Als u het niet eens bent met deze beslissing , dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 90008, 4800 PA Breda Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: