ECLI:NL:RBZWB:2025:4484

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 juli 2025
Publicatiedatum
10 juli 2025
Zaaknummer
BRE 23/11646
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) door de rechtbank

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 10 juli 2025, wordt het beroep van V.O.F. [belanghebbende] tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had een naheffingsaanslag van € 5.387 opgelegd, welke door de rechtbank werd getoetst. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur de naheffingsaanslag ten onrechte heeft gehandhaafd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de handelsinkoopwaarde van de Volkswagen Transporter in beschadigde staat op € 34.000 moet worden vastgesteld, wat leidt tot een verschuldigde Bpm van € 9.758. Aangezien belanghebbende al € 5.909 had voldaan, wordt de naheffingsaanslag verlaagd naar € 3.849. Daarnaast heeft de rechtbank een immateriële schadevergoeding van € 2.000 toegekend aan belanghebbende vanwege de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure. De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar en veroordeelt de inspecteur tot het betalen van de verlaagde naheffingsaanslag en de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/11646

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 juli 2025 in de zaak tussen

V.O.F. [belanghebbende], gevestigd in [plaats] , belanghebbende

(gemachtigde: mr. S.M. Bothof),
en

de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur,

en

de Staat (de Minister van Justitie en Veiligheid).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 29 september 2023.
1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) opgelegd van € 5.387.
1.2.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard. De inspecteur heeft daarbij de naheffingsaanslag gehandhaafd.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 17 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van belanghebbende en mr. [inspecteur 1], mr. [inspecteur 2] en [inspecteur 3] namens de inspecteur.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de inspecteur de naheffingsaanslag terecht en tot het juiste bedrag aan belanghebbende heeft opgelegd. De rechtbank doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
2.1.
De rechtbank is van oordeel dat het beroep gegrond moet worden verklaard en de naheffingsaanslag dient te worden verminderd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Feiten

3. Belanghebbende heeft op 31 juli 2020 aangifte gedaan ter zake van de registratie van een Volkswagen Transporter Multivan 2.0 TSI L2H1 Comfortline met [VIN-nummer] (de auto), en een bedrag aan Bpm voldaan van € 5.909.
3.1.
Bij de aangifte is een taxatierapport gevoegd van Bol Expertise van 29 juli 2020. Daarin is een handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat opgenomen van € 27.360, gebaseerd op een gemiddelde vraagprijs van vijf advertenties van referentievoertuigen. De taxateur heeft een schadebedrag van € 14.806,29 geconstateerd en daarvan € 10.360 op de handelsinkoopwaarde in mindering gebracht. Hij heeft de handelsinkoopwaarde in beschadigde staat vastgesteld op € 17.000.
3.2.
De inspecteur heeft een hertaxatie laten verrichten door Dienst Domeinen Roerende Zaken (DRZ). De bevindingen zijn opgenomen in een rapport van 19 augustus 2020. De hertaxateur heeft de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat vastgesteld op € 40.686 aan de hand van de gemiddelde vraagprijs van drie referentievoertuigen. De hertaxateur heeft een bedrag aan schade vastgesteld van € 1.844 en daarvan € 1.328 (72%) op de handelsinkoopwaarde in mindering gebracht. Hij heeft de handelsinkoopwaarde in beschadigde staat vastgesteld op € 39.358.
3.3.
De inspecteur heeft op basis van de hem ter beschikking staande gegevens het standpunt ingenomen dat de verschuldigde Bpm moet worden vastgesteld op € 12.849, te verminderen met een extra leeftijdskorting van € 1.553. Met dagtekening 8 oktober 2021 is aan belanghebbende een naheffingsaanslag opgelegd van € 5.387 aan verschuldigde Bpm.

Overwegingen

4. Tussen partijen is in geschil de handelsinkoopwaarde in beschadigde staat.
Handelsinkoopwaarde
4.1.
Indien sprake is van een voertuig met meer dan normale gebruiksschade of indien sprake is van een voertuig dat niet voorkomt op een in de handel algemeen toegepaste koerslijst mag de afschrijving worden bepaald aan de hand van een taxatierapport. [1]
4.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat de auto niet voorkomt in een koerslijst. Beide partijen zijn voor het bepalen van de handelsinkoopwaarde uitgegaan van een marktonderzoek gebaseerd op de gemiddelde vraagprijs van referentievoertuigen.
De inspecteur heeft gesteld dat het marktonderzoek van DRZ niet als onderbouwing van de handelsinkoopwaarde kan dienen. Partijen zijn het erover eens dat het marktonderzoek van DRZ niet bruikbaar is zodat de rechtbank deze buiten beschouwing laat.
4.3.
Op zitting zijn de referentievoertuigen besproken die belanghebbende heeft gebruikt in het kader van zijn marktonderzoek. Daaruit is gebleken dat drie van de vijf referentievoertuigen hetzelfde voertuig betreft. Mogelijk zijn de resterende twee referentievoertuigen bruikbaar maar ook hieraan kleven onduidelijkheden. Met betrekking tot het eerste referentievoertuig is bijvoorbeeld niet duidelijk geworden of het personenbus of een bestelauto betreft.
4.4.
De rechtbank is daarom van oordeel dat belanghebbende de door hem bepleite handelsinkoopwaarde niet aannemelijk heeft gemaakt. Hetzelfde geldt ten aanzien van de handelsinkoopwaarde bepleit door de inspecteur. De rechtbank stelt alles in overweging nemende de handelsinkoopwaarde in goede justitie, inclusief de waardevermindering wegens schade, vast op € 34.000.
Hoogte naheffingsaanslag
4.5.
Tussen partijen is niet in geschil dat de historische nieuwprijs € 104.437 bedraagt. Uitgaande van een handelsinkoopwaarde van € 34.000 en een historische bruto Bpm van € 34.098 bedraagt de verschuldigde Bpm € 11.100. Tussen partijen is niet in geschil dat rekening gehouden moet worden met een extra leeftijdskorting. De rechtbank berekent deze op € 1.342 zodat de verschuldigde Bpm € 9.758 bedraagt. Belanghebbende heeft op aangifte reeds een bedrag van € 5.909 voldaan zodat de naheffingsaanslag wordt verlaagd naar € 3.849.
Immateriële schadevergoeding
4.6.
Belanghebbende heeft op 18 oktober 2023 verzocht om toekenning van een schadevergoeding vanwege de overschrijding van de redelijke termijn waarbinnen het onderhavige geschil beslecht had moeten zijn.
4.7.
De rechtbank stelt vast dat de inspecteur het bezwaarschrift op 13 oktober 2021 heeft ontvangen. De rechtbank doet uitspraak op 10 juli 2025. De redelijke termijn van twee jaar is met afgerond 21 maanden overschreden. Belanghebbende heeft recht op een schadevergoeding van € 2.000. Omdat de bezwaarfase afgerond 24 maanden heeft geduurd en daarmee 18 maanden te lang komt € 1.714 (18/21) voor rekening van de inspecteur en de rest (€ 286) voor rekening van de Staat. De rechtbank merkt de Staat in zoverre mede aan als partij in dit geding.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt daarom de uitspraak op bezwaar en vermindert de naheffingsaanslag tot € 3.849.
5.1.
Omdat het beroep gegrond is moet de inspecteur het griffierecht aan belanghebbende vergoeden en krijgt belanghebbende ook een vergoeding van zijn proceskosten. De inspecteur moet deze vergoeding betalen.
5.2.
De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt belanghebbende een vast bedrag per proceshandeling. In bezwaar heeft elke proceshandeling een waarde van € 647. [2] In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 907. De gemachtigde heeft een bezwaarschrift ingediend, de hoorzitting bijgewoond, een beroepschrift ingediend en heeft aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 3.108.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de naheffingsaanslag tot een bedrag van € 3.849;
- veroordeelt de inspecteur tot het betalen van een vergoeding van immateriële schade aan belanghebbende van € 1.714;
- veroordeelt de Staat tot het betalen van een vergoeding van immateriële schade aan belanghebbende van € 286;
- bepaalt dat de inspecteur het griffierecht van € 365 aan belanghebbende moet vergoeden;
- veroordeelt de inspecteur tot betaling van € 3.108 aan proceskosten aan belanghebbende.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van mr. R.J.M. de Fouw, griffier, op 10 juli 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd om
deze uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst.
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist. [3]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Artikel 10, lid 8, van de Wet Bpm
3.Artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid, van de AWR.