ECLI:NL:RBZWB:2025:4512

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 juli 2025
Publicatiedatum
11 juli 2025
Zaaknummer
BRE 24-2640
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen belastingbeschikking

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 juli 2025, wordt het beroep van belanghebbende B.V. tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had op 26 februari 2024 het bezwaar van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaar niet tijdig was ingediend. De rechtbank oordeelt dat het bezwaar inderdaad te laat is ingediend en dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. De rechtbank baseert zich op de datum van de beschikking van 27 juni 2022, waaruit blijkt dat de termijn voor het indienen van bezwaar op 8 juli 2022 eindigde. Belanghebbende had als reden voor de termijnoverschrijding opgegeven dat de taxi meerdere maanden niet werd gebruikt vanwege COVID-19 en dat persoonlijke omstandigheden van de gemachtigde ook een rol speelden. De rechtbank concludeert echter dat deze omstandigheden niet voldoende zijn om de termijnoverschrijding te rechtvaardigen. De rechtbank verklaart het beroep kennelijk ongegrond, waardoor de uitspraak op bezwaar in stand blijft en er geen aanleiding is voor een proceskostenvergoeding.

Uitspraak

dRECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 24/2640

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 juli 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende] B.V., gevestigd in [plaats], belanghebbende,

(gemachtigde: [gemachtigde]),
en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 26 februari 2024.
1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende een beschikking afgegeven, waarbij vrijstelling voor de motorrijtuigenbelasting voor belanghebbendes taxi is verleend met ingang van 19 maart 2022 (de beschikking).
1.2.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard.
1.3.
Omdat het beroep kennelijk ongegrond is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De inspecteur heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat deze niet tijdig is ingediend. De rechtbank is van oordeel dat het bezwaar te laat is ingediend en het te laat indienen niet verschoonbaar is. De inspecteur heeft het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard. Daarom is het beroep kennelijk ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Feiten

3. Alle aandelen in belanghebbende worden gehouden door [gemachtigde]. [gemachtigde] is tevens de enige bestuurder van belanghebbende.
3.1.
Belanghebbende heeft een verzoek ingediend tot toepassing van de taxivrijstelling. Dit verzoek is gedagtekend 13 april 2022 en op 21 april 2022 door de inspecteur ontvangen.
3.2.
Bij beschikking van 27 juni 2022 is aan belanghebbende de taxivrijstelling verleend met ingang van 19 maart 2022.
3.3.
Belanghebbende is in bezwaar gegaan tegen de beschikking van 27 juni 2022. In het bezwaarschrift staat – voor zover relevant – het volgende:

Motivering

4. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt zes weken. [1] Deze termijn vangt aan op de dag na die van dagtekening van een aanslagbiljet of van het afschrift van een voor bezwaar vatbare beschikking, tenzij de dag van dagtekening is gelegen vóór de dag van de bekendmaking. [2] De bekendmaking van een besluit geschiedt door toezending of uitreiking aan belanghebbende. [3] Een bezwaarschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. [4]
4.1.
Gelet op de datum (12 januari 2023) waarop belanghebbende contact heeft gehad met de BelastingTelefoon Auto, de dagtekening van het verzoek (13 april 2022) en de dagtekening van de beschikking (27 juni 2022) gaat de rechtbank ervan uit dat de vermelding van het jaar in de ondertekening van het bezwaarschrift berust op een verschrijving van belanghebbende (zie 3.3). Dit betekent dat het bezwaarschrift buiten de termijn van zes weken na de dagtekening van de beschikking is ontvangen door de inspecteur, namelijk op 13 januari 2023.
4.2.
Belanghebbende heeft als reden voor de overschrijding van de bezwaartermijn (onder meer) opgegeven dat de taxi meerdere maanden niet werd gebruikt vanwege COVID-19. Dit resulteerde in een omzetdaling van meer dan 80%. [gemachtigde] was woonachtig in België, waardoor hij niet in aanmerking kwam voor (onder meer) de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) en de Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW). Dit gecombineerd met een relatiebreuk in de persoonlijke sfeer van [gemachtigde] heeft ertoe geleid dat niet tijdig een bezwaarschrift is ingediend namens belanghebbende.
4.3.
Vast staat dat de vrijstelling van motorrijtuigenbelasting is verleend bij beschikking met dagtekening 27 juni 2022. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat de rechtsgeldige bekendmaking van de beschikking later dan die datum heeft plaatsgevonden. De termijn voor het indienen van bezwaar is daarmee geëindigd op 8 juli 2022.
4.4.
De rechtbank begrijpt dat [gemachtigde] – en tevens belanghebbende – een moeilijke periode heeft doorgemaakt (mede) vanwege COVID-19. Een termijnoverschrijding van ruim zes maanden is echter een aanzienlijke periode. Wat belanghebbende aanvoert leidt er naar het oordeel van de rechtbank niet toe dat de termijnoverschrijding niet aan haar is toe te rekenen. Het had op de weg van belanghebbende gelegen om op een eerder moment, eventueel met hulp van iemand (anders), bezwaar te maken. De rechtbank is daarom van oordeel dat de overschrijding niet verschoonbaar is.
4.5.
Het voorgaande betekent dat de inspecteur het bezwaar van belanghebbende tegen de beschikking terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Dat de inspecteur onzorgvuldig heeft gehandeld door geen vragen te stellen met betrekking tot de termijnoverschrijding, doet niet aan dat oordeel af. [5]

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is kennelijk ongegrond. Dat betekent dat de uitspraak op bezwaar in stand blijft. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep kennelijk ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.H.W. Steijn, rechter, in aanwezigheid van
mr. D. Damen, griffier, op 7 juli 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 22j van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR).
3.Artikel 3:41, eerste lid, van de Awb.
4.Artikel 6:9, eerste lid, van de Awb.
5.Hoge Raad, 18 oktober 2019, ECLI:NL:HR:2019:1595.