3.4.Met het bestreden besluit heeft het college het bezwaar ongegrond verklaard, het besluit van 5 juli 2023 gedeeltelijk herroepen, in zoverre dat het college besluit de aangevraagde subsidie onder voorwaarden en verplichtingen gedeeltelijk toe te kennen voor een bedrag van € 300.000,-.
4. Het college heeft met het bestreden besluit een subsidie toegekend van € 300.000,-. Het college is van oordeel dat de aangevraagde subsidie van € 1.251.250,- niet voldoet aan de criteria uit artikel 107, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna: VWEU) en dat het (volledig toe te kennen) bedrag zou zijn aan te merken als ongeoorloofde staatssteun. Voor sommige steunmaatregelen geldt dat deze zijn vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, derde lid, van de VWEU. Op grond van Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Europese Commissie (hierna: de-minimissteunverordening) kan aan ondernemingen over een periode van drie opeenvolgende belastingjaren maximaal € 300.000,- steun worden verleend waarbij geen meldingsverplichting bij de Commissie geldt.
5. De wettelijke regels en beleidsregels die van belang zijn voor deze zaak, staan in de bijlage bij deze uitspraak.
Eiseres heeft betoogd dat sprake is van een DAEB, waardoor sprake is van een vrijstelling van de meldingsverplichting aan de Commissie. Er hoeft, in tegenstelling tot wat het college stelt, geen sprake te zijn van marktfalen. Het is voldoende dat de overheidsintentie door een legitiem belang kan worden gerechtvaardigd. Er bestaat een algemeen belang bij het realiseren van voldoende kwalitatief hoogwaardige huisvesting voor arbeidsmigranten. Het project biedt de arbeidsmigranten tweemaal meer woonruimte dan gebruikelijk is. Het project is ook essentieel voor het algemeen belang dat is gemoeid met de verbetering van het woon- en leefklimaat binnen de dorpskernen. De inzet van reguliere woningen voor huisvesting van arbeidsmigranten kan worden beëindigd. Gelet daarop had het college conform de vereisten van het DAEB-vrijstellingsbesluit het project als DAEB moeten aanmerken. Verder voert eiseres aan dat geen sprake is van vergelijkbare projecten. Het project van eiseres is namelijk bijzonder ten aanzien van kwaliteit, geschiktheid, realisatietermijn en het tijdelijke karakter van de wooneenheden. Dat de markt voor kwaliteitsvolle huisvesting voor arbeidsmigranten op zichzelf niet in de hogere kwaliteitsnormen van het project voorziet, wordt bevestigd door de onrendabele top van het project. Nu sprake is van een DAEB, diende het college op zijn minst een subsidie van € 750.000,- toe te kennen.
Het college heeft gesteld dat de aanwijzing van een DAEB een discretionaire bevoegdheid betreft. Het college kan bepalen over te gaan tot overheidsingrijpen door aanwijzing van een DAEB, indien de markt niet of onvoldoende zou voorzien in huisvesting voor arbeidsmigranten. Hiervan is geen sprake aangezien geen sprake is van marktfalen. Binnen de gemeente is voldoende huisvesting voor arbeidsmigranten aanwezig. Binnen de markt worden huisvestingsplaatsen gerealiseerd tegen acceptabele voorwaarden. Het is niet uitlegbaar dat één partij zou worden aangewezen als een DAEB en daardoor gecompenseerd zou worden om nog betere voorwaarden te hanteren. Bovendien heeft het college de Beleidsregel huisvesting van arbeidsmigranten gemeente Altena 2023 vastgesteld. Daarin is overwogen dat het actuele aanbod aan huisvestingsplaatsen voldoende is om aan de behoefte te voldoen.
De Commissie is belast met het toezicht op de naleving van artikel 107 van de VWEU.Op grond van het Besluit van de Commissie van 20 december 2011 betreffende de toepassing van artikel 106, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op staatsteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst, verleend aan bepaalde met het beheer van diensten van algemeen economisch belang belaste ondernemingen 2012/21/EU (DAEB-vrijstellingsbesluit) is een DAEB vrijgesteld van de meldingsplicht bij de Commissie. Op grond van artikel 3 van het DAEB-vrijstellingsbesluit is staatssteun in de vorm van compensatie van de openbare dienst die aan de in de besluit vastgestelde voorwaarden voldoet, met de interne markt verenigbaar en is van de verplichting tot voorafgaande aanmeldingen als bedoeld in artikel 108, derde lid, van het Verdrag vrijgesteld, mits die steun ook aan de uit het Verdrag of uit sectorale wetgeving van de Unie voortvloeiende verplichtingen voldoet.