ECLI:NL:RBZWB:2025:4521

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 juli 2025
Publicatiedatum
11 juli 2025
Zaaknummer
BRE 24/4456 tot en met 24/4461
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet betalen griffierecht in belastingzaak

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 juli 2025, wordt de niet-ontvankelijkheid van de beroepen van de belanghebbende behandeld. De belanghebbende had beroep ingesteld tegen de bestreden uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst, die betrekking hadden op naheffingsaanslagen omzetbelasting voor de periode van april 2022 tot en met september 2023. De rechtbank oordeelt dat de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn omdat het griffierecht niet is betaald. De rechtbank legt uit dat volgens artikel 8:41 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het griffierecht voor deze zaak € 187,- bedraagt en dat dit bedrag binnen een bepaalde termijn betaald moet worden. De griffier heeft de belanghebbende herhaaldelijk gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht, maar de belanghebbende heeft dit niet tijdig gedaan en geen verontschuldiging voor het verzuim gegeven. Hierdoor blijft de beslissing van de inspecteur in stand en wordt het beroep niet inhoudelijk beoordeeld. De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 24/4456 tot en met 24/4461

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 juli 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

In deze uitspraak beslist de rechtbank over de beroepen van belanghebbende tegen de bestreden uitspraken op bezwaar van de inspecteur van 29 maart 2024. De beroepen zien op de naheffingsaanslagen omzetbelasting over tijdvakken gelegen in de periode april 2022 tot en met september 2023 met aanslagnummers [aanslagnummer] F.01.2240, [aanslagnummer] F.01.2270, [aanslagnummer] F.01.2300, [aanslagnummer] F.01.3210, [aanslagnummer] F.01.3240 en [aanslagnummer] F.01.3270. Op 18 april 2024 heeft de Staatssecretaris van Financiën een bezwaarschrift ontvangen van de belanghebbende. De Staatssecretaris van Financiën heeft de brief aangemerkt als een beroepschrift en doorgezonden naar de rechtbank, omdat deze rechtbank bevoegd is het beroepschrift te behandelen. Op 3 mei 2024 is het beroepschrift ontvangen door de rechtbank.
1.1.
Omdat de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank komt tot het oordeel dat de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn omdat het griffierecht niet is betaald en het niet betalen niet verontschuldigbaar is. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Toetsingskader
3. Iemand die beroep instelt, moet griffierecht betalen. Dit staat in artikel 8:41 van de Awb. In een zaak als deze is het griffierecht € 187,-. De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Het hele bedrag moet binnen die termijn zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dan zijn betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig is betaald, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is. Dat betekent dat er een goede reden moet zijn waarom het griffierecht niet (tijdig) is betaald.
Heeft belanghebbende het griffierecht tijdig betaald?
4. De griffier heeft belanghebbende bij brief van 10 december 2024 gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en meegedeeld dat dit binnen vier weken moet zijn voldaan. De griffier heeft vervolgens bij aangetekend verzonden brief van 21 januari 2025 belanghebbende nogmaals in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief. Uit informatie van PostNL is gebleken dat de aangetekend verzonden brief op 23 januari 2025 om 15:53 uur is bezorgd en dat voor ontvangst is getekend.
5. De gemachtigde heeft op 28 januari 2025 verzocht het griffierecht te innen via het securitisatieproces van het Ministerie van Financiën. De rechtbank heeft dit verzoek op 18 februari 2025 afgewezen, is belanghebbende nogmaals gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en is meegedeeld dat dit binnen vier weken moet zijn voldaan. De envelop waarin de aangetekende brief is verzonden, is op 14 maart 2025 ongeopend terugontvangen met de vermelding “niet afgehaald; retour afzender”. Bij gewone brief van 19 maart 2025 is de brief van 18 februari 2025 nogmaals gestuurd en is belanghebbende voor de laatste keer in de gelegenheid gesteld om het griffierecht binnen twee weken te voldoen.
6. Belanghebbende heeft het griffierecht niet op tijd betaald.
Is het niet tijdig betalen verontschuldigbaar?
7. Belanghebbende heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken.

Conclusie en gevolgen

8. De beroepen zijn daarom niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank de beroepen niet inhoudelijk beoordeelt en dat de bestreden besluiten in stand blijven. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van
R.M. Rosta, griffier, op 11 juli 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst en wordt aan de partij die niet digitaal procedeert aangetekend per post verzonden op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.