ECLI:NL:RBZWB:2025:4609
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Kostenvergoeding in bezwaar met betrekking tot naheffingsaanslag parkeerbelasting
Op 16 juli 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg. De zaak betreft een beroep tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 12 februari 2024, waarbij een naheffingsaanslag parkeerbelasting was opgelegd aan de belanghebbende. De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van de belanghebbende gegrond verklaard, de naheffingsaanslag vernietigd en een kostenvergoeding van € 296 toegekend voor de bezwaarfase. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat partijen daarmee instemden.
De rechtbank heeft de kostenvergoeding voor de bezwaarfase beoordeeld en vastgesteld dat de heffingsambtenaar een onjuiste waarde per punt heeft toegepast. De rechtbank oordeelt dat het beroep van de belanghebbende gegrond is en dat de uitspraak op bezwaar moet worden vernietigd voor zover deze betrekking heeft op de kostenvergoeding. De rechtbank honoreert ook de aanspraak van de belanghebbende op wettelijke rente indien de kostenvergoeding en het griffierecht niet tijdig worden betaald. De rechtbank heeft de proceskostenvergoeding voor het beroep vastgesteld op € 22,68 en bepaalt dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 51 aan de belanghebbende moet vergoeden.
De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar de kostenvergoeding voor de bezwaarfase opnieuw moet vaststellen en dat de vergoedingen rechtstreeks aan de belanghebbende moeten worden uitbetaald. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.