ECLI:NL:RBZWB:2025:4789
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzetuitspraak over griffierecht en schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn
In deze uitspraak op het verzet van de opposant, die eerder een beroep had ingesteld tegen een besluit van de Nationale Ombudsman, heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 juli 2025 geoordeeld dat het verzet gegrond is. De rechtbank had eerder op 21 januari 2025 het beroep van de opposant ongegrond verklaard, maar in deze uitspraak werd vastgesteld dat de rechtbank niet voldoende had geoordeeld over het griffierecht en de schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De opposant had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 16 mei 2023, waarin zijn eerdere bezwaar niet-ontvankelijk was verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opposant nog procesbelang had bij een oordeel over het griffierecht en de schadevergoeding. De rechtbank oordeelde dat de overschrijding van de redelijke termijn aan de rechtbank zelf te wijten was en heeft de Staat der Nederlanden veroordeeld tot het betalen van € 500,- aan schadevergoeding aan de opposant. De rechtbank heeft het beroep tegen beide bestreden besluiten niet-ontvankelijk verklaard, maar heeft wel bepaald dat het griffierecht van € 184,- aan de opposant moet worden vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.