ECLI:NL:RBZWB:2025:4869

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 juli 2025
Publicatiedatum
29 juli 2025
Zaaknummer
24/6098 WAJONG
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering export Wajonguitkering houdt stand; geen sprake van discriminatie

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 29 juli 2025, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar verzoek om haar Wajong-uitkering mee te nemen naar het buitenland behandeld. Eiseres, die lijdt aan verschillende medische aandoeningen, heeft verzocht om haar uitkering te mogen behouden na haar verhuizing naar Spanje. Het UWV heeft dit verzoek afgewezen, stellende dat er geen zwaarwegende redenen zijn voor de export van de uitkering. De rechtbank oordeelt dat het UWV op goede gronden heeft gehandeld en dat er geen medische noodzaak is aangetoond die de verhuizing naar Spanje rechtvaardigt. Eiseres heeft aangevoerd dat haar gezondheid zou verbeteren in een warmer klimaat, maar de rechtbank oordeelt dat dit onvoldoende is om de hardheidsclausule toe te passen. De rechtbank verklaart het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk en het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond. Eiseres heeft geen recht op schadevergoeding, aangezien de besluitvorming van het UWV niet onrechtmatig is. De rechtbank bepaalt dat het UWV het griffierecht van € 51,- aan eiseres moet vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/6098 WAJONG

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 juli 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats 1] , eiseres ,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, (het UWV), verweerder,
(gemachtigde: drs. [gemachtigde] ).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van het verzoek van eiseres om met haar uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten ( Wajong ) buiten Nederland te mogen gaan wonen. Eiseres is het niet eens met de afwijzing van dat verzoek. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de aanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het UWV op goede gronden het verzoek van eiseres heeft afgewezen. Eiseres krijgt dus geen gelijk en het beroep is dus ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiseres heeft een verzoek ingediend om na haar vertrek uit Nederland haar Wajong -uitkering te mogen blijven ontvangen. Het UWV heeft dit verzoek met het besluit van 26 september 2023 afgewezen.
2.1.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit op haar bezwaar tegen het besluit van 26 september 2023. Op 30 juli 2024 heeft het UWV daarop alsnog beslist en het bezwaar ongegrond verklaard. Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Het UWV heeft dat bezwaar aan de rechtbank doorgezonden om als beroep te worden behandeld.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 16 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres , bijgestaan door [naam 1] (van [zorgorganisatie] ), en de gemachtigde van het UWV. De gemachtigde van het UWV heeft telefonisch deelgenomen.
Beoordeling door de rechtbank
Totstandkoming van het bestreden besluit
3.1.
Eiseres heeft onder meer beperkingen als gevolg van de ziekte van Gilles de la Tourette , tardieve dyskinesie, de ziekte van Reynaud en is licht verstandelijk beperkt. Zij heeft sinds 25 juni 1999 een Wajong -uitkering.
3.2.
Met de brief van 26 juli 2022 heeft eiseres aangegeven dat zij naar [plaats 2] wil verhuizen en het UWV verzocht om haar Wajong -uitkering mee te mogen nemen.
Met het besluit van 9 augustus 2022 heeft het UWV dat verzoek afgewezen. Volgens het UWV is er geen sprake van een zwaarwegende reden om uit Nederland te vertrekken en dus geen reden om een uitzondering aan te nemen op de regel dat er geen recht bestaat op een Wajong -uitkering als iemand buiten Nederland woont.
Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
Het UWV heeft dat bezwaar met het besluit van 7 februari 2023 ongegrond verklaard. Het UWV heeft dit besluit gebaseerd op de conclusies van verzekeringsarts bezwaar en beroep ( verzekeringsarts b&b ) [naam 3] van 6 februari 2023.
3.2.
Met de brief van 9 september 2023 heeft eiseres nogmaals verzocht om met behoud van haar Wajong -uitkering buiten Nederland, in Spanje , te mogen wonen.
Met het primaire besluit van 26 september 2023 heeft het UWV dit verzoek (nogmaals) afgewezen. Volgens het UWV is geen sprake van een uitzonderlijke situatie.
Eiseres heeft ook tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
Met het bestreden besluit van 30 juli 2024 heeft het UWV dit bezwaar ongegrond verklaard. Het UWV heeft zich daarbij gebaseerd op de conclusies van verzekeringsarts b&b [naam 2] van 25 juli 2024.
Beroep
4.1.
Eiseres betwist dat er geen sprake is van een uitzonderlijke situatie of zwaarwegende (medische) reden om uit Nederland te vertrekken. Door haar aandoeningen die op elkaar inwerken en elkaar versterken, waaronder de ziekte van Reynaud , een hartaandoening, een zwakke rug en dystonie, heeft zij geen kwaliteit van leven meer in Nederland. Zo heeft zij door de ziekte van Reynaud extreem last van lage temperaturen, al onder 20 graden. Daarnaast heeft eiseres hoge doseringen morfine nodig vanwege constante spierpijn.
4.2.
Volgens eiseres zal haar gezondheidstoestand in een warmer klimaat stabiliseren. Dit is in Nederland niet mogelijk en er is een grote kans dat zij in een rolstoel zal belanden. De artsen van eiseres bevestigen ook dat het voor haar medische situatie beter is om naar een warmer land te emigreren.
4.3.
Eiseres stelt dat, ook al voldoet zij niet aan de voorbeeldsituaties in het beleid, de hardheidsclausule moet worden toegepast. Die voorbeeldsituaties zijn slechts voorbeelden en geen limitatieve opsomming.
4.4.
Volgens eiseres is het besluit van het UWV onzorgvuldig tot stand gekomen omdat zij niet is gezien door een arts en er geen medische informatie bij haar behandelaars of bij specialisten is opgevraagd. Zij verzoekt de rechtbank dan ook een deskundige te raadplegen.
4.5.
Daarnaast is volgens eiseres sprake van discriminatie, wordt zij gevangen gehouden in Nederland, is ten onrechte geen leefplan opgesteld en heeft zij recht op een schadevergoeding vanaf september 2023 tot haar 67e jaar. De totale schade die eiseres lijdt, psychisch en fysiek, ten bedrage van € 648.640,-, bedraagt meer dan haar vertrek naar Spanje met behoud van uitkering.
Toetsingskader
5. De wettelijke regels en beleidsregels die van belang zijn voor deze zaak, staan in de bijlage bij deze uitspraak.
Beoordeling door de rechtbank
6.1.
Eiseres heeft beroep ingediend tegen het niet tijdig beslissen op haar bezwaar. Na indiening van dat beroep heeft het UWV alsnog een beslissing op bezwaar genomen. Omdat er inmiddels is beslist op de bezwaren van eiseres , heeft zij geen belang meer bij een beoordeling van het beroep tegen het niet tijdig beslissen op bezwaar. Het beroep tegen het niet tijdig beslissen zal om die reden niet-ontvankelijk worden verklaard.
Op grond van artikel 6:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit mede betrekking op het alsnog genomen besluit, tenzij dit geheel aan het beroep tegemoet komt. Omdat het bestreden besluit blijkens het beroepschrift niet tegemoet komt aan het beroep van eiseres , zal de rechtbank het bestreden besluit hierna inhoudelijk toetsen.
6.2.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of het UWV op goede gronden de aanvraag van eiseres , om met behoud van haar Wajong -uitkering in het buitenland/ Spanje te mogen wonen (ook wel export van uitkering genoemd), heeft afgewezen.
6.3.
Het UWV heeft die aanvraag afgewezen, omdat export van een Wajong -uitkering in beginsel niet is toegestaan en er in de situatie van eiseres geen reden is voor toepassing van de hardheidsclausule.
6.4.
Artikel 3:19 van de Wajong bepaalt dat het recht op uitkering eindigt als de jonggehandicapte buiten Nederland is gaan wonen, tenzij dat zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard. Dit laatste wordt ook wel de hardheidsclausule genoemd.
Volgens de Beleidsregels voortzetting Wajong -uitkering buiten Nederland (Beleidsregels)
is sprake van een onbillijkheid van overwegende aard als de jonggehandicapte naar het oordeel van het UWV zwaarwegende redenen heeft om buiten Nederland te gaan wonen en naar verwachting als gevolg van het eindigen van het recht op uitkering aanmerkelijk nadeel zal ondervinden. In de Beleidsregels worden drie omstandigheden benoemd die in ieder geval als zwaarwegende redenen worden aangemerkt.
6.5.
De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft meermaals geoordeeld dat de invulling die het UWV in zijn Beleidsregels aan de toepassing van de hardheidsclausule heeft gegeven niet onjuist of onredelijk is. Het verbod van export van de Wajong -uitkering is het uitgangspunt en de hardheidsclausule kan slechts in uitzonderlijke situaties toepassing vinden. Deze situaties zijn door het UWV enerzijds expliciet genoemd in de Beleidsregels en voor het overige moeten zij voldoen aan de voorwaarden dat een noodzaak bestaat voor het wonen buiten Nederland op gronden die objectief en dwingend van aard zijn. Een verbetering van het algeheel welbevinden is onvoldoende om het exportverbod te doorbreken. [1]
6.6.
Tussen partijen is niet in geschil dat zich niet één van de in de Beleidsregels genoemde situaties voordoet. Partijen zijn verdeeld over de vraag of er voor eiseres (anderszins) een noodzaak is om in Spanje te wonen.
6.7.
Het UWV heeft gesteld dat er geen medische noodzaak voor eiseres is om naar Spanje te verhuizen. Hij heeft dit standpunt gebaseerd op de conclusies van verzekeringsarts b&b [naam 2] van 25 juli 2024.
De verzekeringsarts b&b heeft dossieronderzoek verricht en in haar onderzoek medische informatie betrokken vanaf 2016 tot en met 2023 van onder meer de neuroloog, de chirurg, de neurochirurg, de cardioloog, de GGZ, de groepsleider van het Cardiovascular Research Institute Maastricht en van (voormalig) begeleidsters van eiseres . Daarnaast heeft de verzekeringsarts b&b de door eiseres in bezwaar overgelegde informatie van de neurochirurg van 5 juni 2023, van [naam 4] van mei 2024, van de GGZ van 16 april 2023/de psychiater van 6 maart 2024 en drie verklaringen van (voormalig) begeleidsters betrokken en gewogen. De verzekeringsarts b&b heeft gerapporteerd, onder verwijzing naar onder meer de eerdere rapportage van verzekeringsarts b&b [naam 3] , dat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden om de hardheidsclausule toe te passen. De stelling van eiseres dat verhuizing naar Spanje door het warmere klimaat zal leiden tot een betere kwaliteit van leven is volgens de verzekeringsarts b&b invoelbaar, maar is onvoldoende reden om de hardheidsclausule toe te passen. Uit informatie van de curatieve sector kan geen medische noodzaak om naar Spanje te verhuizen worden herleid. Ervaren verbetering van de klachten door eiseres en vermindering van de lijdensdruk is niet synoniem met objectieve afname en ziekte of gebrek of zorgbehoefte (lichamelijk of psychisch). Er is dan ook geen sprake van een medische noodzaak om te verhuizen.
6.8.
Eiseres heeft gesteld dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand gekomen is omdat zij niet is gezien door de verzekeringsarts b&b , er geen (recente) medische informatie bij haar behandelaars of bij specialisten is opgevraagd en ter zitting heeft eiseres hieraan toegevoegd dat de verslaglegging van de hoorzitting niet deugdelijk/volledig is.
De rechtbank ziet hierin geen reden om het medisch onderzoek of het bestreden besluit onzorgvuldig te achten. De rechtbank stelt voorop dat de toets die het UWV moet verrichten beperkt is, namelijk of er voor eiseres een (objectieve en dwingende medische) noodzaak is om in Spanje te wonen. De datum van aanvraag (9 september 2023) is hierbij leidend. Gelet op die beperkte toets vindt de rechtbank het in dit geval niet onzorgvuldig dat de verzekeringsarts b&b die beoordeling op basis van alleen de stukken heeft verricht. In het dossier bevindt zich al veel medische informatie tot en met 2023 en de verzekeringsarts b&b is bekend met de aandoeningen van eiseres . Die worden ook niet betwist. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts b&b daarom geen aanleiding hoeven zien om meer medische informatie op te vragen. De rechtbank ziet evenmin reden om het onderzoek onzorgvuldig te achten vanwege de verslaglegging van de hoorzitting. Het verslag van de hoorzitting betreft een zakelijke weergave en geen letterlijke.
De rechtbank is verder van oordeel dat de verzekeringsarts b&b afdoende heeft gemotiveerd dat er geen sprake is van een medische noodzaak voor eiseres , op objectieve en dwingende gronden, om te verhuizen naar Spanje . Dat blijkt niet uit de medische informatie uit het dossier. Alhoewel [naam 4] in zijn verklaring van mei 2024 vermeldt dat hij de aanvraag van eiseres ondersteunt om met behoud van uitkering naar het buitenland te verhuizen zodat zij onder betere klimatologische omstandigheden aan haar herstel en toekomst kan werken, blijkt hieruit niet dat er een medische noodzaak in voormelde zin bestaat om in Spanje te wonen. Ook uit de andere medische informatie uit het dossier blijkt die noodzaak niet. Daarbij merkt de rechtbank op dat de verklaringen van [naam 5] van 13 mei 2024, van [naam 6] van 13 november 2023 en van [naam 7] van 14 november 2023 geen verklaringen zijn van een medicus/ behandelaar die een medisch objectieve noodzaak voor een verhuizing naar Spanje kunnen ondersteunen.
Met betrekking tot de grond van eiseres over het leefplan heeft het UWV gesteld dat er voor eiseres geen participatiemogelijkheden zijn. Vanuit de Wajong is er dan geen verdere mogelijkheid op begeleiding, zoals een leefplan. De afdeling Wajong is alleen verantwoordelijk voor uitbetaling van de uitkering.
De rechtbank vindt deze reactie van het UWV afdoende en ziet daarin evenmin reden om de besluitvorming onzorgvuldig te achten.
6.9.
Er is naar het oordeel van de rechtbank dus sprake van zorgvuldige besluitvorming van het UWV en er bestaat geen twijfel aan de juistheid van de beoordeling. De rechtbank ziet verder geen reden om aan te nemen dat eiseres onvoldoende gelegenheid heeft gehad haar standpunt te onderbouwen met (nadere) medische gegevens en daarmee het standpunt van de verzekeringsarts b&b en het UWV te weerleggen of dat (relevante) medische informatie ontbreekt. Eiseres heeft in bezwaar ook medische informatie overgelegd die de verzekeringsarts b&b heeft betrokken bij haar beoordeling. Het verzoek van eiseres om een deskundige te benoemen wijst de rechtbank daarom af.
6.10.
Met betrekking tot de stelling van eiseres dat er sprake is van discriminatie en dat dat gelegen is in het vrij verkeer van personen verwijst de rechtbank naar een uitspraak van de CRvB van 15 november 2023 [2] . In die uitspraak is overwogen:
‘In de uitspraak van 16 maart 2022 heeft de Raad voorts geoordeeld dat het woonplaatsvereiste in artikel 3:19 van de Wajong een geschikt en noodzakelijk middel is en daarom een toereikende rechtvaardiging is van de beperking van de vrijheid die de Unieburger heeft op grond van artikel 21 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. (…) Hieraan heeft de Raad toegevoegd dat binnen de Europese Unie consensus bestaat over de opvatting dat een uitkering als de Wajong , die niet op premiebetaling is gebaseerd, niet geëxporteerd hoeft te worden. (…) Ook het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft in het arrest Hendrix van 11 september 20076 uitgesproken dat in beginsel de eis van wonen in Nederland in de Wajong gesteld mag worden. Niet kan worden gezegd dat de woonplaatseis in het geval van appellante een onevenredige inbreuk maakt op haar recht op vrij verkeer nu – zoals hiervoor is overwogen – van een onbillijkheid van overwegende aard geen sprake is.’
In navolging van deze uitspraak is de rechtbank van oordeel dat in het geval van eiseres het beroep op het discriminatieverbod niet slaagt.
6.11.
Tot slot heeft eiseres verzocht om vergoeding van haar schade. Deze raamt zij over de periode van september 2023 tot haar 67e jaar, psychisch en fysiek, op een totaalbedrag van € 648.640,-. Deze kosten bedragen volgens eiseres meer dan export van haar Wajong -uitkering.
Gelet op het bepaalde in artikel 8:88 van de Awb is er pas een grondslag voor schadevergoeding als vaststaat dat de besluitvorming van het UWV onrechtmatig is. Nu daarvan naar het oordeel van de rechtbank geen sprake is, heeft eiseres geen recht op schadevergoeding. Ook hierin is dus geen grond gelegen om een deskundige te benoemen.
Dat de kosten bij verblijf in Nederland niet in verhouding staan tot de kosten van de te exporteren Wajong -uitkering – wat daar ook van zij – kan geen grond kan vormen voor toepassing van de hardheidsclausule [3] .

Conclusie en gevolgen

7.1.
Het beroep tegen het uitblijven van een besluit op bezwaar is niet-ontvankelijk en het beroep tegen het bestreden besluit is ongegrond.
7.2.
Eiseres heeft als proceskosten reis-, verblijf en verletkosten opgevoerd. Nu het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond is verklaard, en de door eiseres genoemde kosten zich pas hebben voorgedaan nadat het bestreden besluit is genomen, ziet de rechtbank geen aanleiding om het UWV te veroordelen in die kosten. Zij ziet wel aanleiding te bepalen dat het UWV het griffierecht dient te vergoeden, aangezien eiseres terecht beroep heeft ingesteld tegen het uitblijven van een besluit op haar bezwaar.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond;
- bepaalt dat het UWV het griffierecht van € 51,- aan eiseres moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, in aanwezigheid van mr. H.D. Sebel, griffier, op 29 juli 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 8:88, eerste lid,
1. De bestuursrechter is bevoegd op verzoek van een belanghebbende een bestuursorgaan te veroordelen tot vergoeding van schade die de belanghebbende lijdt of zal lijden als gevolg van:
a. een onrechtmatig besluit;
(..)
Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten
Artikel 3:19., eerste en tiende lid,
1. Het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering eindigt:
(..)
c. met ingang van de eerste dag van de maand volgend op die waarin de jonggehandicapte buiten Nederland is gaan wonen;
(..)
10. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan het eerste lid, onderdeel c, buiten toepassing laten of daarvan afwijken voorzover toepassing, gelet op het belang van het eindigen van het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering indien de jonggehandicapte buiten Nederland gaat wonen, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
Beleidsregels voortzetting Wajong -uitkering buiten Nederland
Artikel 2. Onbillijkheid van overwegende aard
Van een onbillijkheid van overwegende aard is sprake indien de jonggehandicapte naar het oordeel van het UWV zwaarwegende redenen heeft om buiten Nederland te gaan wonen en naar verwachting als gevolg van het eindigen van het recht op arbeidsongeschiktheids-uitkering aanmerkelijk nadeel zal ondervinden. Als zwaarwegende redenen om buiten Nederland te gaan wonen worden in ieder geval aangemerkt:
a. het ondergaan van een medische behandeling van enige duur;
b. het aanvaarden van arbeid met enig reïntegratieperspectief;
c. het volgen van de woonplaats van degene(n) van wie de jonggehandicapte voor zijn verzorging afhankelijk is en die genoodzaakt is om buiten Nederland te gaan wonen.

Voetnoten

1.Bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 20 november 2024 (ECLI:NL:CRVB:2024:2185)
3.Dit volgt uit een uitspraak van de CRvB van 16 maart 2022 (ECLI:NL:CRVB:2022:650)