ECLI:NL:RBZWB:2025:4988

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
31 juli 2025
Publicatiedatum
31 juli 2025
Zaaknummer
24/5682 en 25/793
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van beroepen tegen aanslagen vennootschapsbelasting en verliesverrekeningsbeschikkingen

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant de beroepen van belanghebbende B.V. tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst. De inspecteur had aan belanghebbende voor de jaren 2020 en 2021 aanslagen vennootschapsbelasting (Vpb) opgelegd en verliesverrekeningsbeschikkingen genomen. Het bezwaar van belanghebbende tegen de aanslagen voor het jaar 2020 werd gegrond verklaard, terwijl het bezwaar voor 2021 ongegrond werd verklaard. De rechtbank heeft de beroepen op 15 juli 2025 behandeld, waarbij belanghebbende werd vertegenwoordigd door haar directeur en de inspecteur door drie gemachtigden. De rechtbank concludeert dat de verliesverrekeningsbeschikkingen tot de juiste bedragen zijn vastgesteld. Belanghebbende had wisselende standpunten ingenomen over de hoogte van de in aanmerking te nemen kosten en de belastbare winst, maar kon haar stellingen niet aannemelijk maken. De rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van onzorgvuldig handelen door de inspecteur en verklaart de beroepen ongegrond. Belanghebbende krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 24/5682 en 25/793

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 juli 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende] B.V., gevestigd in [plaats] , belanghebbende

(gemachtigde: drs. [persoon] ),
en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 20 juni 2024 en van 9 januari 2025.
1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor de jaren 2020 en 2021 aanslagen vennootschapsbelasting (Vpb) opgelegd en daarbij verliesverrekeningsbeschikkingen genomen.
1.2.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende voor het jaar 2020 gegrond en voor 2021 ongegrond verklaard.
1.3.
De rechtbank heeft de beroepen op 15 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: belanghebbende in de persoon van haar directeur en enig aandeelhouder, drs. [persoon] en namens de inspecteur, mr. [inspecteur 1] , mr. [inspecteur 2] en mr. [inspecteur 3] .

Beoordeling door de rechtbank

Vooraf
2. Belanghebbende maakt bezwaar tegen de aanslagen Vpb over de jaren 2020 en 2021, waarbij het aanslagbedrag € 0 bedraagt. Uit het bezwaarschrift blijkt echter dat het bezwaar zich richt tegen de hoogte van de belastbare winst waarmee het verlies uit voorgaande jaren is verrekend. Daarmee is belanghebbende in feite opgekomen tegen de verliesverrekeningsbeschikkingen. In de optiek van belanghebbende zou de verliesverrekeningsbeschikking over 2020 niet € 20.534, maar € 13.334 moeten bedragen en over 2021 niet € 18.581, maar € 16.334. Gelet op de inhoud van de uitspraken op bezwaar moeten deze opgevat worden als een beslissing met betrekking tot de verliesverrekeningsbeschikking als bedoeld in artikel 21a Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb).
3. De rechtbank beoordeelt of de verliesverrekeningsbeschikkingen tot de juiste bedragen zijn vastgesteld.
4. De rechtbank is van oordeel dat de verliesverrekeningsbeschikkingen tot de juiste bedragen zijn vastgesteld. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De verliesverrekeningsbeschikkingen
4.1.
Belanghebbende heeft zowel in bezwaar als in beroep wisselende standpunten ingenomen omtrent de hoogte van de in aanmerking te nemen kosten en de belastbare winst. De stelling van belanghebbende dat de pensioenuitkering van € 7.200 in 2020 tweemaal door de inspecteur is gecorrigeerd, heeft zij, tegenover de gemotiveerde betwisting door de inspecteur, niet aannemelijk gemaakt. Evenmin heeft belanghebbende met de door haar aangevoerde argumenten aannemelijk gemaakt dat zij meer kosten in aftrek kan brengen dan de inspecteur reeds bij de vaststelling van de belastbare winst heeft meegenomen.
Zorgvuldigheidsbeginsel
4.2.
Belanghebbende stelt – heel in het kort - dat door de belastingdienst fouten zijn gemaakt.
4.3.
De rechtbank vat dit op als een beroep op het zorgvuldigheidsbeginsel. De gang van zaken zoals die door belanghebbende is geschetst tijdens de behandeling van de aangifte Vpb 2020 is door de inspecteur niet betwist. De gemaakte fout is gecorrigeerd en de inspecteur heeft meerdere malen zijn verontschuldigingen hiervoor aangeboden. Naar het oordeel van de rechtbank is dan geen sprake van onzorgvuldig handelen aan de zijde van de inspecteur. Ook in de bezwaarfase is de rechtbank niet gebleken dat de inspecteur in enige mate onzorgvuldig handelen kan worden verweten. Van een schending van het zorgvuldigheidsbeginsel is dan ook geen sprake.

Conclusie en gevolgen

5. De beroepen zijn ongegrond. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr.drs. M.M. de Werd, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J. van Balkom, griffier, op 31 juli 2025. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst en wordt aan de partij die niet digitaal procedeert aangetekend per post verzonden op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.