In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 31 juli 2025, wordt de zaak behandeld van een belanghebbende uit België die in beroep gaat tegen de aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor de jaren 2017 en 2018. De rechtbank beoordeelt de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst, die eerder aanslagen had opgelegd. Belanghebbende had in 2021 en 2022 beroep ingesteld tegen deze aanslagen, en de inspecteur had in 2023 en 2022 de aanslagen verminderd. De rechtbank behandelt ook een wrakingsverzoek van belanghebbende, dat in eerdere zittingen is ingediend, en oordeelt dat de hoorplicht niet is geschonden. De rechtbank concludeert dat de aanslagen na de verminderingen te hoog zijn vastgesteld, en vermindert het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen voor 2017 tot € 24.605 en voor 2018 tot € 23.349. De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding af, omdat belanghebbende geen schade heeft aangetoond. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan door partijen worden aangevochten in hoger beroep.