In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 31 januari 2025, wordt het beroep van eiseres beoordeeld tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda. Eiseres had op 1 juli 2024 een verzoek ingediend tot invordering van dwangsommen, maar het college had niet tijdig beslist. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat het college de beslistermijn van vier weken, die op 29 juli 2024 verstreken was, heeft overschreden. Eiseres heeft het college op 19 september 2024 in gebreke gesteld, maar er is nog steeds geen besluit genomen. De rechtbank bepaalt dat het college binnen twee weken na deze uitspraak alsnog een besluit moet nemen, conform artikel 8:55d van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Daarnaast legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat het college de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres krijgt ook een vergoeding van het griffierecht en proceskosten, die in totaal € 453,50 bedragen. De rechtbank benadrukt dat het college verplicht is om de uitspraak na te leven en de kosten te vergoeden aan eiseres. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze beslissing.