In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 juni 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het verkeerd parkeren van een bromfiets op de Heuvelring te Tilburg op 16 mei 2022. De officier van justitie had het beroep van de betrokkene ongegrond verklaard, waarna de betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 25 juni 2025 is de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van de betrokkene en een zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig waren.
De gemachtigde voerde aan dat de officier van justitie ten onrechte de zaak als samenhangend met een andere zaak had beschouwd en vroeg om een proceskostenvergoeding. De zittingsvertegenwoordiger stelde echter dat er wel degelijk sprake was van samenhang, omdat de gemachtigde in meerdere beroepschriften nagenoeg identieke verweren had gevoerd. De kantonrechter overwoog dat er op basis van de wetgeving inderdaad sprake was van samenhang, omdat de beroepschriften van de gemachtigde in grote lijnen identiek waren, afgezien van enkele specifieke gegevens zoals naam en datum.
Uiteindelijk oordeelde de kantonrechter dat de betrokkene geen reële extra inspanning had geleverd in vergelijking met andere beroepschriften en dat de officier van justitie terecht had geconcludeerd dat er sprake was van samenhang. Het beroep werd ongegrond verklaard en het verzoek om proceskostenvergoeding werd afgewezen. De uitspraak werd openbaar gedaan door mr. M.A.V. van Aardenne, kantonrechter, en griffier L.I.M. Appels, op 25 juni 2025.