Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 juni 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rijden van 16 km per uur te hard binnen de bebouwde kom op 9 mei 2023. De betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 25 juni 2025 was de betrokkene niet aanwezig, maar zijn gemachtigde heeft het beroep ingediend. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging voldoende is aangetoond door de verklaring van de verbalisant en de bijbehorende foto’s. Echter, er was sprake van een schending van de hoorplicht, omdat de betrokkene niet de gelegenheid heeft gekregen om gehoord te worden door de officier van justitie. Dit heeft geleid tot een matiging van de boete met 25%. Daarnaast is er een overschrijding van de redelijke termijn vastgesteld, wat ook heeft geleid tot een verdere matiging van 25%. De kantonrechter heeft het beroep gedeeltelijk gegrond verklaard, de beslissing van de officier van justitie gewijzigd en de boete verlaagd tot € 92,81, met een terugbetaling van € 72,19 aan de betrokkene. Tevens is er een proceskostenvergoeding van € 453,50 toegewezen aan de betrokkene.