Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 juni 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rijden van 6 km per uur te hard binnen de bebouwde kom. De betrokkene heeft beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 25 juni 2025 was de betrokkene niet aanwezig, maar was er wel een zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was aangetoond door de verklaring van de verbalisant en de bijbehorende foto’s. De kantonrechter oordeelde dat de boete terecht was opgelegd, maar dat er sprake was van een overschrijding van de redelijke termijn van berechting, waardoor de boete met 25% werd gematigd. Daarnaast was er een schending van de hoorplicht, wat ook leidde tot een verdere matiging van de boete met 25%. De beslissing van de officier van justitie werd gewijzigd, en de betrokkene kreeg een proceskostenvergoeding toegewezen. De kantonrechter heeft de boete uiteindelijk vastgesteld op € 27,- plus administratiekosten, en de officier van justitie werd opgedragen om het teveel betaalde bedrag van € 21,- terug te betalen aan de betrokkene.