Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
Overschrijding redelijke termijn
€ 453,50
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 juni 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het niet afsluiten en in stand houden van de vereiste verzekering voor een bromfiets. De gedraging werd vastgesteld door de RDW op 6 juli 2022. De betrokkene heeft tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde, beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 25 juni 2025 heeft de gemachtigde van de betrokkene aangevoerd dat de boete niet redelijk was gezien de omstandigheden, waaronder het feit dat de bromfiets sinds 30 april 2019 kapot was en in de schuur stond. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, inderdaad had plaatsgevonden en dat de boete terecht was opgelegd. Echter, de kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de redelijke termijn voor behandeling van de zaak was overschreden, aangezien de boete op 26 augustus 2022 was opgelegd en de procedure langer dan twee jaar had geduurd. Hierdoor heeft de kantonrechter besloten de boete met 25% te matigen. De beslissing van de officier van justitie is gewijzigd, en de betrokkene heeft recht op terugbetaling van een te veel betaalde zekerheid. Tevens is de officier van justitie veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene.