ECLI:NL:RBZWB:2025:5204

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 juni 2025
Publicatiedatum
7 augustus 2025
Zaaknummer
11062898 MB VERZ 24-583
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijk gegrond beroep tegen verkeersboete wegens rijden op het trottoir in Tilburg

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 juni 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rijden op het trottoir in Tilburg op 27 september 2022. Betrokkene heeft tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde, beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 25 juni 2025 was betrokkene niet aanwezig, maar de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie was wel aanwezig.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, inderdaad had plaatsgevonden. De rechter heeft echter ook geconstateerd dat betrokkene niet in de gelegenheid was gesteld om te worden gehoord door de officier van justitie, wat in strijd is met de wet. Dit leidde tot de conclusie dat het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond was. De kantonrechter heeft de boete met 25% gematigd vanwege deze schending van de hoorplicht en ook vanwege een overschrijding van de redelijke termijn van berechting. De kantonrechter heeft de beslissing van de officier van justitie gewijzigd en het bedrag van de boete vastgesteld op € 84,37, plus administratiekosten. Tevens is bepaald dat het teveel betaalde bedrag aan zekerheidstelling door de officier van justitie aan betrokkene moet worden terugbetaald.

De uitspraak benadrukt het belang van het recht om gehoord te worden in administratieve procedures en de noodzaak om binnen een redelijke termijn te worden berecht. De kantonrechter heeft in deze zaak de eerdere rechtspraak over verkeersboetes in Tilburg in overweging genomen, waarbij ook is gekeken naar de duidelijkheid van de bebording en de handhaving in het voetgangersgebied.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Tilburg
zaaknummer.: 11062898 \ MB VERZ 24-583
CJIB-nummer: 6062 5422 5359 8541
uitspraakdatum: 25 juni 2025
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 25 juni 2025. Namens de officier van justitie is verschenen [naam] (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: rijden op het trottoir, voetpad, fietspad, fiets/bromfietspad of het ruiterpad (niet de rijbaan gebruiken) op de Nieuwlandstraat te Tilburg op 27 september 2022 om 16.22 uur.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de gedraging niet is verricht. Betrokkene heeft inderdaad gereden op de Nieuwlandstraat maar niet op het trottoir, fietspad of tegen het verkeer in gereden. Betrokkene heeft volgens de regels gehandeld.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gedeeltelijk gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Het dossier bevat een foto van de gedraging. De gedraging kan dan ook voldoende worden vastgesteld nu betrokkene in een voetgangersgebied heeft gereden. De door betrokkene genoemde omstandigheden geven geen aanleiding om de boete te matigen of de sanctiebeschikking te vernietigen. Betrokkene is bij de officier van justitie niet gewezen op het recht om gehoord te worden. Hierdoor dient de sanctie met 25% gematigd te worden. Tot slot is er sprake van overschrijding van de redelijke termijn. De sanctie dient nogmaals met 25% gematigd te worden.

Overwegingen

InhoudelijkDe kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Betrokkene ontkent dit ook niet.
Sinds 6 april 2021 is een gedeelte van de Nieuwlandstraat toegevoegd aan het voetgangersgebied in Tilburg. In de beginperiode werd volstaan met waarschuwingsbrieven. Vanaf 1 juli 2021 is er digitaal gehandhaafd en zijn boetes opgelegd.
De kantonrechter heeft op 28 maart 2023 in een groot aantal zaken geoordeeld over de boetes inzake de Nieuwlandstraat, zie ECLI:NL:RBZWB:2023:2062. De kantonrechter verwijst in deze zaak naar het algemene oordeel in die zaak en neemt dit oordeel over.
Dat oordeel is verdeeld over drie periodes en komt kort gezegd op het volgende neer.
In periode 1 (van 1 juli 2021 tot en met 9 september 2021) was de bebording niet in orde, zodat geen boetes mochten worden opgelegd.
In periode 2 (van 10 september 2021 tot en met 2 november 2021) was sprake van een zo onduidelijke situatie dat het niet redelijk was om een boete op te leggen.
Na aanpassing van de feitelijke situatie (met onder meer een inritconstructie) is vanaf 3 november 2021 (periode 3) naar het oordeel van de kantonrechter zonder twijfel voor eenieder voldoende duidelijk of moet het in ieder geval duidelijk zijn, dat op die plek een voetgangersgebied begint. In beginsel is er dan ook geen aanleiding om boetes die zijn opgelegd vanaf 3 november 2021 onrechtmatig te achten of te matigen.
Schending hoorplicht
Betrokkene heeft, zonder tussenkomst van een gemachtigde, beroep aangetekend bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft betrokkene niet in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. Dit is in strijd met de wet, omdat niet is voldaan aan de wettelijke voorwaarden om van horen af te zien. Volgens vaste rechtspraak dient dit te leiden tot vernietiging van de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep.
Het beroep tegen die beslissing is om die reden gegrond.
De kantonrechter ziet verder reden de boete te matigen met 25%, omdat sprake is van een structurele schending van de hoorplicht (zie het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, ECLI:NL:GHARL:2022:9934).
Het beroep tegen de inleidende beschikking is gelet hierop gedeeltelijk gegrond en die beschikking zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
Overschrijding redelijke termijn
Een ieder heeft recht op behandeling van zijn rechtszaak binnen een redelijke termijn (artikel 6, lid 1 van het EVRM). Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:GHARL:2017:1777) is sprake van schending van die redelijke termijn van berechting wanneer de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter tezamen langer dan twee jaar heeft geduurd. Deze termijn vangt aan bij het opleggen van de boete.
In dit geval is de boete opgelegd op 15 november 2022 en is de redelijke termijn dus met zeven maanden overschreden.
Omdat sprake is van een overschrijding zal de kantonrechter de boete matigen met 25% (zie ECLI:NL:GHARL:2023:6369). Het beroep is dus gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot € 84,37, plus € 9,- administratiekosten;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 65,63, dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A.V. van Aardenne, kantonrechter, bijgestaan door de griffier L.I.M. Appels, en in het openbaar uitgesproken op 25 juni 2025. De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.
Als u het niet eens bent met deze beslissing , dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 90008, 4800 PA Breda. Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: