Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
Overschrijding redelijke termijn
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 juni 2025 uitspraak gedaan over een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. Betrokkene had een administratieve sanctie ontvangen voor het rijden op het trottoir in Tilburg op 9 mei 2022. Na een ongegrond verklaard beroep bij de officier van justitie, heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 25 juni 2025 was betrokkene niet aanwezig, maar de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie was wel aanwezig. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was aangetoond en dat de bebording op het moment van de gedraging duidelijk was. Echter, de kantonrechter heeft ook geoordeeld dat er sprake was van een schending van de hoorplicht, omdat betrokkene niet in de gelegenheid was gesteld om gehoord te worden door de officier van justitie. Dit leidde tot de conclusie dat het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond was. Daarnaast is er vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden, wat ook aanleiding gaf tot een verdere matiging van de boete. Uiteindelijk heeft de kantonrechter de boete gematigd tot € 84,37, plus administratiekosten, en bepaald dat het teveel betaalde bedrag aan betrokkene moest worden terugbetaald.