ECLI:NL:RBZWB:2025:5217
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde en aanslag onroerendezaakbelastingen gemeente Tilburg
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 augustus 2025, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg beoordeeld. De heffingsambtenaar had op 25 februari 2024 de WOZ-waarde van de woning van belanghebbende vastgesteld op € 484.000 per 1 januari 2023, en had de aanslag onroerendezaakbelastingen voor 2024 opgelegd. Belanghebbende was het niet eens met deze waardebepaling en had bezwaar gemaakt, dat door de heffingsambtenaar ongegrond was verklaard. Tijdens de zitting op 3 juli 2025 heeft belanghebbende zijn standpunt toegelicht, terwijl de heffingsambtenaar vertegenwoordigd was door een taxateur.
De rechtbank heeft de argumenten van belanghebbende tegen de vastgestelde WOZ-waarde beoordeeld. Belanghebbende stelde dat de waarde te hoog was in vergelijking met andere woningen in de omgeving. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar voldoende onderbouwing heeft gegeven voor de vastgestelde waarde, door gebruik te maken van vergelijkingsmethoden en rekening te houden met verschillen tussen de woningen. De rechtbank oordeelt dat het beroep van belanghebbende niet slaagt en dat de WOZ-waarde en de aanslag OZB gehandhaafd blijven. De rechtbank wijst erop dat het gelijkheidsbeginsel niet is geschonden, omdat de door belanghebbende aangedragen woningen niet als identiek kunnen worden beschouwd. De uitspraak eindigt met de beslissing dat het beroep ongegrond is en dat belanghebbende geen vergoeding van griffierecht of proceskosten ontvangt.