Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 juli 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het overschrijden van een doorgetrokken streep op de Rijksweg (N59) te Nieuwerkerk op 19 juli 2023. De betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 3 juli 2025 is de zaak behandeld. De gemachtigde van de betrokkene, mr. N.G.A. Voorbach van Verkeersboete.nl, voerde aan dat de betrokkene ten onrechte niet staande is gehouden door de verbalisant. De verbalisant had volgens de gemachtigde onvoldoende onderbouwing gegeven voor het niet staande houden van de betrokkene. De zittingsvertegenwoordiger, mr. C.S. de Meer, heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren, stellende dat de verklaring van de verbalisant voldoende was om de gedraging vast te stellen.
De kantonrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat uit de stukken in het dossier, met name de verklaring van de verbalisant, voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. De kantonrechter oordeelde dat er geen reële mogelijkheid was voor de verbalisant om de betrokkene staande te houden, wat de beslissing om de boete aan de kentekenhouder op te leggen rechtvaardigde. De kantonrechter heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en de betrokkene is geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.