Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 juli 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het handelen in strijd met een geslotenverklaring op de Oostambachtweg te Kapelle op 24 januari 2024. Betrokkene heeft beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 3 juli 2025 was de zittingsvertegenwoordiger, mr. C.S. de Meer, aanwezig, maar betrokkene zelf was niet verschenen. De kantonrechter heeft de zaak behandeld en de gedraging vastgesteld op basis van de verklaring van de verbalisant. Betrokkene voerde aan dat de boete niet redelijk was, omdat de bebording ter plaatse inmiddels duidelijker zou zijn. De kantonrechter oordeelde echter dat de gedraging voldoende was vastgesteld en dat betrokkene verantwoordelijk was voor het waarnemen van de verkeerssituatie.
De kantonrechter concludeerde dat de boete terecht was opgelegd en dat er geen reden was om de boete te matigen. Het beroep werd ongegrond verklaard. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door de kantonrechter, bijgestaan door de griffier C.G. Zevenhuijzen. Betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen 6 weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan.