In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 augustus 2025 uitspraak gedaan over de intrekking van de bijstandsuitkering van eiseres, die deze ontving op basis van de Participatiewet. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda heeft op 1 augustus 2024 de bijstandsuitkering van eiseres ingetrokken, omdat zij langer dan vier weken buiten Nederland verbleef. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het college heeft het bestreden besluit op 30 december 2024 gehandhaafd. Eiseres heeft hierop beroep ingesteld bij de rechtbank.
Tijdens de zitting op 7 augustus 2025 heeft de rechtbank vastgesteld dat eiseres niet gehoord is door het college, ondanks dat haar gemachtigde om een hoorzitting had verzocht. De rechtbank oordeelde echter dat deze schending van de hoorplicht geen reden was om het bestreden besluit te vernietigen, omdat eiseres voldoende gelegenheid had gehad om haar standpunten naar voren te brengen.
De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of er sprake was van zeer dringende redenen om de bijstandsverlening voort te zetten, ondanks het verblijf in het buitenland. Volgens de Participatiewet bestaat er geen recht op bijstand bij een verblijf buiten Nederland van langer dan vier weken. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet had aangetoond dat er sprake was van een acute noodsituatie die een uitzondering op deze regel rechtvaardigde. Daarom werd het beroep van eiseres ongegrond verklaard en bleef de intrekking van de bijstandsuitkering per 1 augustus 2024 in stand. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.