Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.Het verzoek en verweer
4.De beoordeling
b. indien betrokkene niet tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake van de uitoefening van deze rechten en plichten in staat is:
– de curator of mentor, of indien deze ontbreekt,
– de gemachtigde, bedoeld onder a, of indien deze ontbreekt,
– de echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel, of indien deze dat niet wenst of deze ontbreekt,
– een ouder, kind, broer, zus, grootouder of kleinkind, tenzij deze dat niet wenst, of deze ontbreekt.
Lid 4 van artikel 1:3 Wvggz bepaalt dat, indien betrokkene niet tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake van de uitoefening van zijn rechten en plichten op grond van deze wet in staat is en geen vertegenwoordiger als bedoeld in de vorige leden optreedt, de zorgaanbieder een verzoek doet voor een mentorschap als bedoeld in artikel 451, tweede lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.
De situatie met mijn vader is zeer schrijnend. Hij gebruikt geen medicijnen en is totaal zichzelf aan verwaarlozen zonder enige zelf hygiëne.(…) Hij is totaal niet meer in staat om te doen wat goed voor hem is. Ook een normaal gesprek met hem dat verbetering zou kunnen brengen kan niet meer hij laat niets toe. Moet er daarom niet nagedacht worden dat hij snel ergens komt met medicijnen en meer zorg. Nu is het een man die niet meer kan doen wat goed voor hem is en daardoor alleen wegkwijnt thuis”. Ook op 13 januari 2025 is er nog telefonisch overleg geweest tussen de GGz en de zoon over verzoeker. Concluderend is steeds sprake geweest van een vertegenwoordiger als bedoeld in artikel 1:3 lid 3 onder b Wvggz. Bovendien is -wat er ook zij van het standpunt dat verplichte zorg pas ingezet mag worden na de mentor/vertegenwoordiger gehoord te hebben, dit kan hier in het midden blijven- genoegzaam gebleken van overleg met en instemming door de vertegenwoordiger ten aanzien van de situatie van verzoeker en de (noodzaak van) behandeling. Daarmee kan niet gezegd worden dat een gebrek kleeft aan de beslissing(en) tot het verlenen van verplichte zorg, zoals in de klacht verwoord. Het enkele feit dat in de beslissingen ex artikel 8:9 Wvggz staat aangekruist “
Er is op dit moment geen wettelijk vertegenwoordiger” maakt het vorenstaande niet anders.