Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 augustus 2025 in de zaak tussen
[eiseres] , uit [plaats 1] , eiseres,
het college van gedeputeerde staten van de provincie Zeeland, GS.
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
1. De feiten
2. Ontvankelijkheid beroep
- kosten voor bouw of verbetering van onroerende zaken (€ 8.717,-);
- kosten van materiaal (€ 68.897,91);
- kosten van koop of huurkoop van nieuwe machines en installaties (€ 75.255,28);
- kosten voor promotie en publiciteit (€ 10.000,-);
- kosten van architecten, ingenieurs en adviseurs (€ 27.083,91).
- de aanschaf van schoonloopmatten, stoelen, een schilderijrail, gordijnen, inrichting voor een zit- en leeshoek, zitelementen voor een podium, mobiele expositie panelen, vergadertafels, een tafel trolley, een verrijdbare kapstok en pictogrammen voorziening;
- de aanleg van vloer- en wandverlichting, bouwkundige voorzieningen, het aanpassen van de meterkast, het aanleggen van extra voorschakeling t.b.v. de nieuwe verlichting, de installatie van beeld- en geluidvoorziening en een HD camera systeem;
- het zetten van gemeente logo’s op voorzetglas, de aanschaf van keukenapparatuur en het maken van drie video’s t.b.v. promotie en/of publiciteit.
- een factuur van [organisatie] (hierna: factuur 1) voor een bedrag van € 6.412,- en een factuur van [stichting 2] (hierna: factuur 2) voor een bedrag van € 1.850,-. GS heeft subsidiering van deze kosten afgewezen op grond van artikel 1.13, eerste lid, onder a, van de Subsidieverordening. In het kader van kosten voor promotie en publiciteit is in de verleningsbeschikking het maken van drie video’s als meetbaar resultaat opgenomen. De kosten uit deze factuur hebben hier volgens GS geen betrekking op;
- een factuur van [bedrijf 1] voor een bedrag van € 75,-. GS heeft subsidiering van deze kosten afgewezen op grond van artikel 1.27, tweede lid, onder b, van de Subsidieverordening. Volgens GS zijn deze kosten niet aantoonbaar betaald.
“Bij de uitgevoerde herbeoordeling wordt door RVO niet bestreden dat er 3 video’s zijn gemaakt. RVO bestrijdt ook niet dat de facturen van [organisatie] en [stichting 2] betrekking hebben op het maken van de 3 video’s”.Ter zitting heeft GS daarentegen gesteld dat factuur 1 en factuur 2 buiten beschouwing zijn gelaten, omdat de facturen onvoldoende gespecificeerd zijn om daaruit af te kunnen leiden welke werkzaamheden zijn verricht en om te kunnen beoordelen of die betrekking hebben op het maken van de drie video’s waarvoor subsidie is verleend. GS heeft daar op zitting aan toegevoegd dat een interne fraudeafdeling van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) heeft gesteld dat het erop lijkt dat factuur 1 frauduleus is opgesteld.
De beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 12 september 2023;
- draagt GS op het betaalde griffierecht van € 365,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt GS in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.814,-.