6.3Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank moet de vraag beantwoorden of een nadere behandeling van verdachte is aangewezen en zo ja, of die behandeling in enig strafrechtelijk kader zal moeten plaatsvinden.
Tbs met voorwaarden?
De rechtbank stelt voorop dat de juridische criteria voor het opleggen van een tbs-maatregel volgen uit artikel 37a Sr. Bij de verdachte dient ten tijde van het plegen van het feit sprake te zijn geweest van een ziekelijke stoornis en/of een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens en de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen eist het opleggen van de maatregel.
Nu bij verdachte schizofrenie is gediagnosticeerd, is aan de eerste voorwaarde voldaan. De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van een tbs-maatregel eist.
In de rapportages heeft de psychiater gerapporteerd dat het risico op recidive als laag wordt ingeschat, indien verdachte adequaat wordt behandeld met anti-psychotische medicatie. Hij is niet eerder veroordeeld en hij is bereid om zich onder behandeling te laten stellen en anti-psychotische medicatie te gebruiken. Door het gebruik van medicatie mag in de optiek van de psychiater worden verwacht dat hij niet terugvalt of recidiveert.
Ook de psychologen schatten het risico op recidive laag in als verdachte niet psychotisch is. Dit risico loopt op, op het moment dat zijn psychotische toestandsbeeld het meest prominent aanwezig is, maar de psychologen zien hiervoor bij hem diverse beschermende factoren. Zo is verdachte onder meer gemiddeld tot bovengemiddeld intelligent en is hij gemotiveerd om een behandeling te volgen en medicatie te gebruiken. Ook staat verdachte positief tegenover autoriteit en heeft hij een idee over zijn toekomst. Het gebruik van middelen heeft bij hem weliswaar een zeer ontregelende werking en vergroot de kans op de ontwikkeling van een psychose, maar hij is zo geschrokken van hetgeen hij onder invloed van de psychose heeft gedaan, dat hij dat niet meer wil gebruiken. Dit beschermt hem tegen de kans op recidive.
De gedragsdeskundigen achten een specialistische behandeling binnen de reguliere GGZ aangewezen voor blijvende psychische ondersteuning en herstel.
De rechtbank leidt verder uit de aanvullende rapportages van de gedragsdeskundigen en het advies van de reclassering van 20 juni 2025 af dat verdachte in het kader van schorsingsvoorwaarden al sinds eind november 2024 verblijft bij FPA [afdeling] (hierna: [afdeling] ), waar hij een klinische forensische behandeling heeft doorlopen. De reclassering heeft hierop toezicht gehouden en de behandeling gemonitord. Het psychotische toestandsbeeld van verdachte is inmiddels volledig in remissie en door het gebruik van medicatie mag volgens de gedragsdeskundigen worden verwacht dat hij niet recidiveert. De veiligheid van het slachtoffer en anderen is volgens de gedragsdeskundigen niet meer in het geding en een tbs-maatregel is vanuit veiligheidsoogpunt dan ook niet noodzakelijk.
Verdachte wacht op dit moment op een woonplek binnen een beschermde woonvorm met ambulante hulpverlening. De ter terechtzitting aanwezige deskundige van de reclassering [persoon 4] heeft toegelicht dat aan verdachte recent een WMO-indicatie is afgegeven voor beschermd wonen. Over enkele dagen vindt in dat kader een matchingsgesprek plaats. Als dat positief is, zal hij op relatief korte termijn worden geplaatst. Hoewel de forensische titel op grond waarvan hij nu bij [afdeling] verblijft waarschijnlijk zal komen te vervallen op de dag van de uitspraak, zal [afdeling] hem niet direct met ontslag laten gaan. Hij mag bij [afdeling] blijven totdat hij bij de beschermde woonvorm terecht kan. Er zal sprake zijn van een warme overdracht en de zorg wordt dan onder de WMO-indicatie zonder juridisch kader voortgezet.
Gelet op al het voorgaande is de rechtbank, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat de overwegingen in de rapportages van de gedragsdeskundigen de conclusie kunnen dragen dat het recidiverisico laag is bij een behandeling binnen de reguliere GGZ. De redeneringen van de psychiater en psychologen zijn goed te volgen, helder en concludent. Ook het advies van de reclassering om aan verdachte geen tbs met voorwaarden op te leggen, is goed onderbouwd en gemotiveerd.
De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat geen sprake is van een situatie waarin de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de tbs-maatregel eist. Daarvoor is de kans op het intreden van dergelijk gevaar te theoretisch van aard. Verdachte is immers een first offender, zijn psychotische toestandsbeeld is nu volledig in remissie en hij is intrinsiek gemotiveerd om zijn traject binnen het kader van de reguliere GGZ vrijwillig voort te zetten en zijn medicatie te blijven gebruiken. Voorts zal er op korte termijn woonruimte beschikbaar zijn in de vorm van beschermd wonen en tot die tijd kan hij bij [afdeling] verblijven.
Hoewel nooit volledige zekerheid kan worden gegarandeerd, zou het opleggen van de tbs-maatregel leiden tot inflatie van het toepassingsbereik van deze maatregel en zou dat geen recht doen aan de strenge eisen voor deze maatregel die de wetgever voor ogen heeft gehad. Mocht verdachte op enig moment toch stoppen met zijn behandeling en/of medicatie dan kunnen de behandelaren op dat moment bovendien alsnog een zorgmachtiging aanvragen, zodat hij onder behandeling blijft.
Vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr?
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet is voldaan aan de criteria voor het opleggen van de maatregel ex artikel 38v, nu verdachte niet wordt veroordeeld wegens een strafbaar feit en ook geen sprake is van de toepassing van artikel 9a Sr.
Zorgmachtiging?
Op advies van de gedragsdeskundigen is onderzoek gedaan naar de mogelijkheden van een zorgmachtiging in de zin van artikel 2.3 van de Wet forensische zorg, op grond waarvan verdachte met een rechterlijke machtiging zou kunnen worden opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis.
Na onderzoek door het Team Verplichte Zorg van het Openbaar Ministerie is gebleken dat niet wordt voldaan aan de criteria voor een zorgmachtiging, omdat verdachte bereid is om vrijwillig de benodigde zorg te ontvangen en daarvoor intrinsiek gemotiveerd is.
Op grond van het voorgaande zal de rechtbank volstaan met het ontslag van alle rechtsvervolging en geen nadere maatregelen aan verdachte opleggen.