ECLI:NL:RBZWB:2025:5429

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 augustus 2025
Publicatiedatum
14 augustus 2025
Zaaknummer
BRE 24/6519
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanslag watersysteemheffing en de kwalificatie als natuurterrein

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 14 augustus 2025, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 16 augustus 2024 beoordeeld. Belanghebbende, eigenaar van een perceel in het buitengebied, was aangeslagen voor watersysteemheffing onder de categorie 'overig ongebouwd'. De rechtbank oordeelt dat het perceel, een bossingel, moet worden aangemerkt als natuurterrein. De rechtbank stelt vast dat de heffingsambtenaar ten onrechte heeft volgehouden dat het perceel niet als natuurterrein kan worden gekwalificeerd omdat het niet als natuurdoeltype in het Natuurbeheerplan is opgenomen. De rechtbank wijst erop dat de definitie van natuurterrein, zoals vastgelegd in de Waterschapswet, ook van toepassing is. Belanghebbende heeft aangetoond dat het perceel wordt beheerd met het doel de natuurlijke waarde en boskwaliteit te behouden, en ontvangt hiervoor subsidie van de Provincie Noord-Brabant. De rechtbank concludeert dat de aanslag watersysteemheffing voor het belastingjaar 2023 moet worden gebaseerd op het tarief voor een natuurterrein, wat resulteert in een vermindering van de aanslag tot € 0,74. De heffingsambtenaar wordt veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de reiskosten van belanghebbende.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 24/6519
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 augustus 2025 in de zaak tussen
[belanghebbende] ,uit [plaats] , belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van Belastingsamenwerking West-Brabant, de heffingsambtenaar.

1.Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 16 augustus 2024.
1.2.
Belanghebbende is eigenaar van het perceel met nummer [perceel] (hierna: [het perceel] ). Het betreft een bossingel in het buitengebied van [plaats] . De heffingsambtenaar heeft belanghebbende bij beschikking van 24 februari 2024 aangeslagen voor de watersysteemheffing. Daarbij is voornoemd perceel aangeslagen onder de categorie ‘overig ongebouwd’ voor een bedrag van € 9,89.
1.3.
Bij besluit van 16 augustus 2024 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard. Belanghebbende heeft tegen de bestreden uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank.
1.4.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 12 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft namens belanghebbende deelgenomen: belanghebbende, [persoon 1] en [persoon 2] . Namens de heffingsambtenaar is verschenen: [persoon 3] en [persoon 4] .
1.6.
De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak verlengd.

2.Beoordeling door de rechtbank

2.1.
De rechtbank beoordeelt in welke categorie van de watersysteemheffing [het perceel] moet worden ingedeeld. De heffingsambtenaar heeft zich op het standpunt gesteld dat [het perceel] moet worden ingedeeld in de categorie “overig ongebouwd”, waar belanghebbende van mening is dat [het perceel] thuishoort in de categorie “natuurterrein”.
2.2.
De rechtbank is het met belanghebbende eens dat het perceel van belanghebbende voor de watersysteemheffing aangeslagen dient te worden onder de categorie “natuurterrein”. De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt.
Definitie van natuurterrein
2.3.
De definitie van het begrip ‘natuurterrein’ is terug te vinden in artikel 116, letter c, van de Waterschapswet en artikel 1 sub f van de Verordening op de heffing en invordering van watersysteemheffing Waterschap Brabantse Delta 2024 (de Verordening) en luidt als volgt:
“ongebouwde onroerende zaken waarvan de inrichting en het beheer geheel of nagenoeg geheel en duurzaam zijn afgestemd op het behoud of de ontwikkeling van natuur. Onder natuurterreinen worden mede verstaan bossen en open wateren met een oppervlakte van tenminste één hectare”
Standpunt van belanghebbende
2.4.
Belanghebbende is van mening dat het terrein een natuurterrein betreft en ook als zodanig aangeslagen dient te worden voor de watersysteemheffing. Het gaat om een stukje nooit ontgonnen bos dat door het beheer van belanghebbende zijn natuurlijke waarde en boskwaliteit behoudt. Ter onderbouwing van haar stelling heeft belanghebbende een beschikking van de Provincie Noord-Brabant d.d. 30 januari 2023 overgelegd, waarin subsidie wordt toegekend ten behoeve van het natuur- en landschapsbehoud van [het perceel] . Zij heeft er daarbij op gewezen dat de verplichting bestaat dat zij bij het beheer aan bepaalde voorschriften voldoet.
Standpunt van de heffingsambtenaar
De heffingsambtenaar voert aan dat het perceel van belanghebbende niet als natuurdoeltype in het Natuurbeheerplan is opgenomen. Uit de beschikking die belanghebbende heeft overlegd, blijkt dat het perceel is aangeduid als bossingel ( [nummer] ). Een bossingel valt niet onder de natuurelementtypen, waarvan de aanduiding begint met een N, aldus de heffingsambtenaar. De heffingsambtenaar verwijst verder naar de gedragslijn, opgesteld door De Vereniging van Bos- en Natuurterreineigenaren (hierna: VBNE). De heffingsambtenaar ontleent aan voornoemde gedragslijn dat er sprake moet zijn van een kwalitatieve verplichting die gepasseerd moet zijn bij de notaris. Uit het bezwaarschrift en het beroepschrift blijkt naar mening van de heffingsambtenaar niet dat er een kwalitatieve verplichting is gepasseerd of dat er sprake is van een natuurterrein in de zin van de Waterschapswet en de nadere uitleg van de Hoge Raad.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank dient het perceel van belanghebbende aangemerkt te worden als natuurterrein. Uit de beschikking van de provincie Noord-Brabant die belanghebbende heeft overlegd, blijkt dat belanghebbende subsidie ontvangt voor het ‘jaarlijks beheer’ van [het perceel] . In de beschikking is onder meer bepaald dat belanghebbende dient te voldoen aan de verplichtingen opgenomen in de Subsidieregeling stimuleringsregeling landschap Noord-Brabant. In bijlage 3 van die subsidieregeling is opgenomen dat het doel van het beheer is het behoud van natuurlijke waarde en boskwaliteit en dat het doel van het onderhoud is het behoud van het ecosysteem en indien nodig herstel hiervan. In deze bijlage zijn verder beheervoorschriften vastgesteld waar belanghebbende aan moet voldoen teneinde deze doelstellingen te behalen. Gelet hierop voldoet het perceel naar het oordeel van de rechtbank aan de begripsomschrijving van een natuurterrein, namelijk: een ongebouwde onroerende zaak waarvan de inrichting en het beheer geheel of nagenoeg geheel en duurzaam zijn afgestemd op het behoud of de ontwikkeling van natuur.
2.5.
De rechtbank volgt de heffingsambtenaar dus niet in zijn stelling dat het terrein per definitie aangemerkt dient te zijn als natuurelementtype om voor de watersysteemheffing aangemerkt te worden als natuurterrein. Ook volgt de rechtbank de heffingsambtenaar niet in zijn stelling dat voor de kwalificatie als natuurterrein vereist is dat een kwalitatieve verplichting is gepasseerd bij de notaris. De rechtbank overweegt in dat kader allereerst dat zij niet gebonden is aan de gedragslijn. Bovendien wordt in de gedragslijn slechts als voorbeeld genoemd dat een eigenaar kan voldoen aan zijn bewijslast dat de grond wordt beheerd als natuur als een overeenkomst tussen de eigenaar en de overheid waarin dat is bepaald als een kwalitatieve verplichting is gepasseerd bij een notaris. Dit neemt niet weg dat een eigenaar ook op andere wijze bewijs kan leveren.

3.Conclusie en gevolgen

3.1.
Het beroep is gegrond. Naar het oordeel van de rechtbank dient de aanslag watersysteemheffing voor het belastingjaar 2023 worden gebaseerd op het tarief voor een natuurterrein. Op grond van artikel 8 van de Verordening Watersysteemheffing 2024 van Waterschap de Brabantse delta bedraagt het tarief € 5,34 per hectare. Daarmee komt het tarief voor het perceel (0,14 ha) op een bedrag van € 0,74.
3.2.
Omdat het beroep gegrond is, moet de heffingsambtenaar het griffierecht ter hoogte van € 51,- van belanghebbende vergoeden. De heffingsambtenaar wordt veroordeeld in de reiskosten van belanghebbende voor het bijwonen van de zitting in beroep tot een bedrag van € 7,20 (op basis van het tarief openbaar vervoer, tweede klas). De reiskosten van de partner en dochter van belanghebbende komen niet voor vergoeding in aanmerking.
Beslissing
De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar;
  • vermindert de aanslag watersysteemheffing tot € 0,74;
  • veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 7,20;
  • gelast dat de heffingsambtenaar het betaalde griffierecht ter hoogte van € 51,- vergoedt aan belanghebbende.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink rechter, in aanwezigheid van R.P.H. Bukkems, griffier, op 14 augustus 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.