In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 14 augustus 2025, wordt het beroep van een belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de invorderingsambtenaar beoordeeld. De invorderingsambtenaar had op 28 juni 2024 een dwangbevel verstuurd, waartegen de belanghebbende bezwaar had gemaakt. De rechtbank oordeelt dat de invorderingsambtenaar het bezwaar terecht ongegrond heeft verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende op de juiste wijze was uitgenodigd voor de zitting, maar niet is verschenen. De rechtbank concludeert dat de betekeningskosten van € 93 terecht in rekening zijn gebracht, omdat de belanghebbende in gebreke was gebleven met het betalen van de aanslagen. De rechtbank verklaart zich onbevoegd om het beroep tegen het dwangbevel inhoudelijk te behandelen, aangezien dit niet onder de bevoegdheid van de fiscale bestuursrechter valt. De rechtbank wijst het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar af en verklaart zich onbevoegd voor zover het beroep gericht is tegen de tenuitvoerlegging van het dwangbevel. De belanghebbende krijgt geen proceskostenvergoeding.