ECLI:NL:RBZWB:2025:547

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 februari 2025
Publicatiedatum
5 februari 2025
Zaaknummer
BRE 22/4555
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen uitspraak belastingrechtelijke zaak van belanghebbende B.V. over niet-ontvankelijkheid bezwaar

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 5 februari 2025, wordt het verzet van belanghebbende B.V. tegen een eerdere uitspraak van 15 december 2023 behandeld. De rechtbank had in die eerdere uitspraak het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard. Het verzet werd op 22 januari 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van belanghebbende aanwezig was, vergezeld door een kantoorgenoot. De rechtbank beoordeelt in deze uitspraak of de eerdere uitspraak terecht was en of het verzet tijdig was ingediend.

De rechtbank concludeert dat het verzet ongegrond is. De termijn voor het indienen van een verzetschrift is zes weken na bekendmaking van de uitspraak. De rechtbank stelt vast dat het verzetschrift pas op 5 februari 2024 is ontvangen, wat na de termijn is. De rechtbank oordeelt echter dat de termijnoverschrijding verontschuldigbaar is, gezien de persoonlijke omstandigheden van de gemachtigde. Desondanks blijft de rechtbank bij haar eerdere oordeel dat het beroep ongegrond was, omdat de kennisgeving van de inspecteur geen voor bezwaar en beroep vatbare beschikking was.

De rechtbank wijst het verzoek om immateriële schadevergoeding af, omdat er geen aanleiding is voor vergoeding gezien de duidelijke juridische situatie. De uitspraak wordt openbaar gemaakt en partijen worden geïnformeerd over hun recht om in cassatie te gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/4555

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 februari 2025 op het verzet van

[belanghebbende] B.V., uit [plaats] , belanghebbende

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
tegen de uitspraak van de rechtbank van 15 december 2023 in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. Deze uitspraak op het verzet van belanghebbende gaat over de uitspraak van de rechtbank van 15 december 2023 waarin de rechtbank het beroep van belanghebbende ongegrond heeft verklaard.
1.1.
De rechtbank heeft het verzet op 22 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: gemachtigde vergezeld door [naam], kantoorgenoot van gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt in deze uitspraak uitsluitend of in de uitspraak van 15 december 2023 terecht is geoordeeld dat buiten redelijke twijfel [1] is dat het beroep ongegrond is. Zij doet dit aan de hand van de gronden van het verzet.
3. De rechtbank komt tot het oordeel dat het verzet ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Is het verzet op tijd ingediend?
4. Voor het indienen van een verzetschrift geldt een termijn van zes weken. [2] Deze termijn begint op de dag na de dag waarop de uitspraak op de wettelijk voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. [3]
5. De rechtbank stelt vast dat de uitspraak op 20 december 2023 via het digitale portaal aan partijen is verzonden. Een verzetschrift is op tijd ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. [4] Het verzet is digitaal bij de rechtbank ontvangen op 5 februari 2024. Dat is na afloop van de verzetstermijn. Het verzetschrift is dus niet tijdig ingediend.
Is het te laat indienen van het verzetschrift verontschuldigbaar?
6. De rechtbank is van oordeel dat van gemachtigde – onder de in verzet geschetste persoonlijke omstandigheden – in redelijkheid niet kon worden gevergd om tijdig verzet in te stellen. Gemachtigde heeft vervolgens zo snel als mogelijk alsnog verzet ingesteld. De termijnoverschrijding is daarom verontschuldigbaar. De rechtbank zal het verzet beoordelen.

Beoordeling van het verzet

7. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Dat mag de rechtbank als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat [5] . De rechtbank heeft het beroep kennelijk ongegrond geacht. De reden hiervoor is dat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard, omdat de kennisgeving geen voor bezwaar en beroep vatbare beschikking is.
8. De rechtbank acht dat juist. De inspecteur heeft met de kennisgeving aan belanghebbende laten weten welke bedragen aan vergoedingen vermeerderd met wettelijke rente aan belanghebbende zouden worden uitbetaald als gevolg van de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 4 augustus 2021. Een dergelijke kennisgeving is geen voor bezwaar en beroep vatbare beschikking. Anders dan belanghebbende stelt, staat het Unierecht niet aan dit oordeel in de weg.

Conclusie en gevolgen

9. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding anders te oordelen dan in de uitspraak van 15 december 2023. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat die uitspraak in stand blijft.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Immateriële schadevergoeding
11. Belanghebbende heeft verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank ziet daarvoor geen aanleiding. Naar het oordeel van de rechtbank kan een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn van berechting achterwege blijven omdat redelijkerwijs geen twijfel mogelijk is dat tegen een kennisgeving kostenvergoeding geen bezwaar kan worden gemaakt [6] .

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het verzet ongegrond;
  • wijst het verzoek om immateriële schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. M.H. van Schaik, rechter, in aanwezigheid van
mr. W. Dekkers, griffier, op 5 februari 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raadwww.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie stellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl). Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is
gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 8:55 in samenhang met 6:8, eerste lid, van de Awb.
3.Ter voldoening aan het bepaalde uit artikel 8:38 van de Awb.
4.Dit volgt uit artikel 8:55 in samenhang met 6:9, eerste lid, van de Awb.
5.Dit volgt uit artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
6.Hoge Raad 5 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1660.