ECLI:NL:RBZWB:2025:5565

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 augustus 2025
Publicatiedatum
20 augustus 2025
Zaaknummer
25/3000
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenveroordeling na intrekking voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke procedure

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 augustus 2025, wordt het verzoek van verzoekster om een veroordeling van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg in de proceskosten beoordeeld. Verzoekster had eerder een verzoek om voorlopige voorziening ingediend, omdat het college niet tijdig had beslist op haar aanvraag van 15 april 2025. Dit verzoek werd ingetrokken nadat het college had aangekondigd een voorziening te treffen die de toegang tot de brandgang van haar woning zou waarborgen. De voorzieningenrechter heeft het college de gelegenheid gegeven om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling, maar het college stelde dat er geen besluit was genomen dat tegemoetkwam aan de aanvraag van verzoekster.

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af. Volgens de wet kan een bestuursorgaan in de proceskosten worden veroordeeld als het geheel of gedeeltelijk tegemoetkomt aan een verzoek om voorlopige voorziening. In dit geval oordeelt de voorzieningenrechter dat het college niet tegemoetgekomen is aan het verzoek, omdat het bezwaar van verzoekster tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet kon leiden tot het gewenste resultaat. De voorzieningenrechter concludeert dat de afhandeling van het verzoek om het plaatsen van paaltjes geen besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De mededeling van het college dat de voorziening zal worden getroffen, verandert hier niets aan. Daarom wordt het verzoek om vergoeding van de proceskosten afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 25/3000

uitspraak van de voorzieningenrechter van 22 augustus 2025 in de zaak tussen

[verzoekster], uit [plaats], verzoekster

(gemachtigde: mr. P.W. Masselink),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek van verzoekster om een veroordeling van het college in de proceskosten. Verzoekster heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van haar verzoek om voorlopige voorziening over het niet tijdig nemen van een besluit door het college op haar aanvraag van 15 april 2025. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag.
1.1.
Zij heeft het verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken omdat het college een voorziening zal treffen in het parkeervak, rechtstreeks voor de ingang van de brandgang van haar woning, zodat er geen auto kan parkeren om de toegang tot de brandgang te blokkeren en zij met haar scootmobiel via de brandgang naar haar woning kan (de voorziening).
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het college in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling. Het college heeft de rechtbank meegedeeld dat met de te treffen voorziening geen besluit is genomen waarmee tegemoetgekomen is aan het bezwaar dan wel de aanvraag van eiseres.
1.3.
De voorzieningenrechter doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
3. Als een verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoet gekomen, kan de voorzieningenrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij
afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
3.1.
In een voorlopige-voorzieningenprocedure is het antwoord op de vraag of geheel of gedeeltelijk is tegemoetgekomen in de zin van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb afhankelijk van het specifieke doel van die procedure, namelijk het voorkomen van onevenredig nadeel hangende een bezwaar- of beroepsprocedure. Dit betekent dat geheel of gedeeltelijk wordt tegemoetgekomen als bedoeld in dit artikel, indien het bestuursorgaan de tenuitvoerlegging van een besluit voorlopig opschort, dan wel een maatregel neemt waartoe het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening strekt. [3]
Is het college aan het verzoek tegemoetgekomen?
4. Gelet op de gedingstukken en het in de inleiding opgenomen procesverloop is het college niet tegemoetgekomen aan het verzoek om voorlopige voorziening. Het bezwaar van eiseres tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag kon namelijk niet leiden tot het met dat bezwaar beoogde resultaat, omdat tegen het niet tijdig beslissen sinds 1 oktober 2009 [4] geen bezwaar meer open staat. Ook als het college het bezwaarschrift van verzoekster had doorgezonden als beroepschrift tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag (wat sindsdien wel mogelijk is), had dit niet kunnen leiden tot het door eiseres gewenste besluit. Zij heeft immers niet verzocht om een beslissing over een publiekrechtelijke rechtshandeling, maar om een feitelijke handeling. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is de afhandeling van het verzoek van eiseres tot het plaatsen van de paaltjes (de voorziening) daarom geen besluit in de zin van de Awb. De mededeling van het college van 6 augustus 2025 dat de voorziening feitelijk zal worden getroffen door het plaatsen van paaltjes, maakt dit niet anders. Hierom wijst de voorzieningenrechter het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.L.E. Ides Peeters, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van M.H.A. de Graaf, griffier, op 22 augustus 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Met toepassing van 8:84, vijfde lid, in samenhang met artikel 8:75a en artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Artikel 8:75a van de Awb is op grond van artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb ook van toepassing op de voorlopige-voorzieningenprocedure.
3.Vergelijk de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 24 september 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:3263.
4.De datum van inwerkingtreding van de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen.