ECLI:NL:RBZWB:2025:5600

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 augustus 2025
Publicatiedatum
21 augustus 2025
Zaaknummer
02-084326-25
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor aanmerkelijke onoplettendheid tijdens het rijden met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg

Op 21 augustus 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een vrachtwagenchauffeur die op 23 november 2024 betrokken was bij een verkeersongeval op de A16 te Moerdijk. De verdachte was afgeleid door het afspelen van een Netflix-serie op zijn mobiele telefoon, waardoor hij zijn aandacht niet op de weg hield. Dit leidde tot een aanrijding met een stilstaande vrachtwagen, waarbij het slachtoffer, een andere vrachtwagenchauffeur, zwaar lichamelijk letsel opliep in de vorm van een open beenbreuk. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich aanmerkelijk onoplettend had gedragen, wat resulteerde in een veroordeling op basis van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden op, met een proeftijd van twee jaar, en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden. De verdachte was niet ter zitting verschenen, en de officier van justitie had haar standpunt kenbaar gemaakt. De rechtbank concludeerde dat de verdachte, gezien zijn beroep als vrachtwagenchauffeur, een hogere mate van voorzichtigheid had moeten betrachten. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van bestuurders om alert te blijven en de verkeersveiligheid te waarborgen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-084326-25
vonnis van de meervoudige kamer van 21 augustus 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1976 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] )
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland
wonende te [woonadres]

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 7 augustus 2025. Verdachte is niet ter zitting verschenen. De rechtbank heeft verstek verleend. De officier van justitie, mr. L. van Hemert, heeft haar standpunt kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er primair, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt, waarbij het slachtoffer zwaar gewond is geraakt.
Subsidiair wordt verdachte verweten dat hij gevaar of hinder op de weg heeft veroorzaakt.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen waardoor het verkeersongeval aan zijn schuld te wijten was. Daarmee heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het primair ten laste gelegde. Verdachte is 8,7 seconden onoplettend geweest, terwijl hij volgens zijn eigen verklaring 200 meter vrij zicht had en niet heeft geremd of is uitgeweken voor de stilstaande vrachtwagen die zich voor hem bevond. Uit onderzoek aan de telefoon van verdachte blijkt dat er ten tijde van de botsing een Netflix-serie op werd afgespeeld, wat een logische verklaring is voor de bijna 9 seconden van onoplettendheid.
Ondanks het feit dat er geen medische verklaring in het dossier zit kan, gelet op de aard en de ernst van het letsel (een open beenbreuk), uit algemeen toegankelijke bronnen over behandeling en duur van herstel bij een dergelijke verwonding, alsook jurisprudentie daarover, worden aangenomen dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel.
4.2
Het oordeel van de rechtbank
4.2.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.2.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Op 23 november 2024 omstreeks 01.09 uur heeft op de A16, op de Moerdijkbrug, een verkeersongeval plaatsgevonden. Bij dit ongeval was verdachte betrokken. Hij reed met zijn vrachtwagen op de rechterrijbaan in de richting van Breda. [slachtoffer] (verder: [slachtoffer] ) stond op het moment van het verkeersongeval met zijn vrachtwagen net vijf seconden stil op diezelfde rijbaan. Verdachte is met zijn vrachtwagen met een snelheid van 82 km/u op de achterzijde van de vrachtwagen van [slachtoffer] gebotst. Als gevolg hiervan werd de vrachtwagen van [slachtoffer] richting het water geduwd, waarop [slachtoffer] uit zijn cabine is gesprongen. Hierdoor heeft hij aan zijn linkerbeen een open beenbreuk opgelopen, ter hoogte van zijn enkel.
Juridisch kader
Om tot een bewezenverklaring van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (verder WVW) te kunnen komen, moet vastgesteld worden dat verdachte zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander letsel is toegebracht. Van dergelijke schuld is sprake wanneer verdachte in ieder geval aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gehandeld. Bij de beoordeling hiervan komt het aan op het geheel van gedragingen, waaronder de aard en ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Naar vaste rechtspraak van de Hoge Raad volstaat een enkel moment van onoplettendheid niet voor het bewijs van schuld in de zin van artikel 6 WVW en dient in dergelijke gevallen sprake te zijn van bijkomende omstandigheden waaruit kan blijken dat verdachte ten minste aanmerkelijk tekort is geschoten in hetgeen van hem als verkeersdeelnemer in het individuele concrete geval mocht worden verwacht.
Toedracht
Ter plaatse is de telefoon van verdachte aangetroffen. Te zien was dat de app Netflix op dat moment actief was en de serie Vikings werd afgespeeld. Uit onderzoek aan de telefoon is gebleken dat op 22 november 2024 om 23:43:32 uur en op 23 november 2024 om 00:28:29 uur afleveringen op Netflix zijn afgespeeld. Om 00:51:48 uur is er een nieuwe aflevering gestart die 46 minuten duurde. Verdachte heeft hierover verklaard dat de telefoon ten tijde van het ongeval in de houder bij het raam stond en dat het best zou kunnen dat hij ten tijde van het ongeval een serie op zijn telefoon aan het kijken was, maar dat hij dit niet meer weet. Verder heeft de verdachte verklaard dat hij zeker 200 meter vrij zicht had en dat hij de stilstaande vrachtwagen pas op het laatste moment zag en geen tijd meer had om te reageren. Tot slot heeft verdachte verklaard dat hij zich ten tijde van het ongeval fit voelde, dat hij goed had geslapen en voldoende pauzes had gehad, waaronder kort daarvoor nog een pauze van een half uur in Rotterdam.
De rechtbank stelt vast dat verdachte gedurende minimaal 35 seconden voor het ongeval met een vaste snelheid van 82 km/u reed. Het ongeval vond plaats op een rechte weg bij droog weer en verdachte had voorafgaand aan het ongeval vrij zicht van zeker 200 meter en er waren geen uitzicht belemmerende obstakels in zijn cabine of op de weg aanwezig. Verdachte was fit en uitgerust. Het kan naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet anders dan dat de oorzaak van het ongeval is gelegen in onoplettendheid van verdachte en dat deze onoplettendheid langer dan een kort moment heeft geduurd. Immers, uitgaande van een snelheid van 82 kilometer per uur en een vrij zicht van 200 meter, heeft verdachte bijna 9 seconden de tijd gehad om de stilstaande vrachtwagen voor hem op te merken. Gelet op de omstandigheid dat er op dat moment een serie werd afgespeeld op de telefoon van verdachte, acht de rechtbank het aannemelijk dat verdachte hierdoor dermate was afgeleid dat zijn aandacht op het telefoonscherm was gericht, waardoor hij onvoldoende op de weg heeft gelet met het ongeval en het letsel bij het slachtoffer tot gevolg.
Schuldgradatie
Op grond van het voorgaande kan worden geconcludeerd dat verdachte verwijtbaar heeft gehandeld door zijn aandacht gedurende langere tijd niet op de weg gericht te houden. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat dit rijgedrag niet als zeer, maar als aanmerkelijk onoplettend in de zin van artikel 6 WVW moet worden aangemerkt. Zo is niet gebleken dat verdachte de telefoon veelvuldig en handmatig heeft bediend zoals door het versturen van tekstberichten tijdens het rijden. Er kan in dit geval enkel worden vastgesteld dat verdachte ten tijde van het ongeval afgeleid is geweest door de serie die werd afgespeeld op zijn telefoon en dat verdachte hierdoor langer dan een kort moment onoplettend is geweest.
Letsel
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de open beenbreuk die [slachtoffer] als gevolg van het ongeval heeft opgelopen, als zwaar lichamelijk letsel kan worden gekwalificeerd. Weliswaar bevat het dossier geen medische verklaring over de aard en ernst van het letsel, alsmede de duur van het herstel, maar op grond van informatie uit algemeen toegankelijke bronnen kan dit naar haar oordeel voldoende worden vastgesteld. Over een open beenbreuk is bekend dat hiervoor over het algemeen direct medisch ingrijpen is vereist al dan niet door middel van een operatie en dat er tussen de drie en zes maanden nodig is voor volledig herstel. Deze informatie, samen met de omstandigheid dat [slachtoffer] direct naar het ziekenhuis is vervoerd en hier een aantal dagen heeft doorgebracht, acht de rechtbank voldoende om tot deze kwalificatie te komen.
4.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
primair:
op 23 november 2024 te Moerdijk als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de A16 zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onoplettend te rijden,
immers had verdachte het
motorrijtuigvoor hem op de weg moeten opmerken - nu zijn zicht op dit motorrijtuig reeds enige tijd niet door een andere weggebruiker noch enige andere omstandigheid werd ontnomen - en vervolgens zijn verkeersgedrag daarop moeten aanpassen,
en
doortijdens het besturen van voornoemd motorrijtuig op het scherm van een mobiele telefoon te kijken en hierdoor onvoldoende zijn aandacht op de weg te houden, en zijn, verdachtes, motorrijtuig niet tot stilstand te brengen, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken been, werd toegebracht.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert op grond van hetgeen zij bewezen acht aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van drie maanden en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen (verder: OBM) voor de duur van één jaar. Zij baseert zich hiervoor op de richtlijnen van het Openbaar Ministerie en de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS. Zij houdt daarbij rekening met het blanco strafblad van verdachte, het feit dat hij spijt heeft van wat er is gebeurd en dat hij als beroepschauffeur met een langere OBM zwaarder zou worden getroffen.
6.2
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een verkeersongeval door aanmerkelijk onoplettend rijgedrag. Verdachte was door het afspelen van een serie op zijn mobiele telefoon afgeleid van het verkeer en heeft hierdoor langere tijd zijn aandacht niet op de weg gehouden terwijl hij dat wel had moeten doen. Verdachte was hierdoor dusdanig afgeleid, dat hij de stilstaande vrachtwagen vóór hem niet heeft opgemerkt en hier zonder te remmen met een snelheid van 82 kilometer per uur tegenaan is gebotst. Dit moet een enorme klap zijn geweest. Verdachte heeft zich hiermee onvoldoende rekenschap gegeven van de verantwoordelijkheid die hij heeft als bestuurder van een motorvoertuig ten opzichte van andere verkeersdeelnemers en heeft zo de verkeersveiligheid en de veiligheid van andere weggebruikers in gevaar gebracht. Gebleken is dat dit gevaar zich ook heeft verwezenlijkt met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg. Er mag van geluk worden gesproken dat dit ongeval geen grotere gevolgen heeft gehad.
Strafoplegging dient niet alleen plaats te vinden met inachtneming van de gevolgen van de gemaakte verkeersfout, maar moet vooral ook worden afgezet tegen de ernst van de gemaakte verkeersfout en de mate van schuld daaraan van verdachte. In dit geval draagt de verkeersfout van verdachte de gradatie van aanmerkelijke schuld in de zin van de WVW.
De rechtbank heeft hiervoor acht geslagen op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS. Voor het veroorzaken van een verkeersongeval met aanmerkelijke schuld waarbij een slachtoffer zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht, geldt een taakstraf van 120 uur en een rijontzegging van 6 maanden. De rechtbank zal dit oriëntatiepunt dan ook als uitgangspunt nemen.
De rechtbank houdt bij de strafmaat rekening met het feit dat verdachte in Nederland niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest en als ‘first offender’ kan worden aangemerkt.
Verder weegt de rechtbank bij de strafoplegging in het voordeel van verdachte mee dat hij bij de politie heeft verklaard dat hij geschrokken is van wat er is gebeurd en hij de tijd zou willen terugdraaien. Als er een straf aan hem zou worden opgelegd dan zou hij daarvan leren voor de toekomst. Hieruit leidt de rechtbank af dat verdachte schuldbewust is en spijt heeft.
Daarnaast weegt de rechtbank in strafmatigende zin mee dat verdachte als gevolg van het ongeval zelf ook fors letsel heeft opgelopen. Zo heeft hij verklaard dat hij een gebroken arm, een gebroken been, een gebroken knie en een gebroken heup heeft opgelopen en hij voor dit letsel een operatie heeft moeten ondergaan waarna hij met speciaal transport terug is gegaan naar Polen.
Alles afwegend komt de rechtbank tot een andere strafmodaliteit dan het hiervoor aangehaalde oriëntatiepunt. Oplegging van een taakstraf acht de rechtbank niet passend. Verdachte is immers woonachtig in Polen en was niet ter zitting aanwezig waardoor het onbekend is of een taakstraf uitvoerbaar zou zijn. In plaats daarvan zal de rechtbank een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van drie maanden met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank acht een OBM wel op zijn plaats. Niet alleen vanuit het oogpunt van normhandhaving, maar met name vanwege het feit dat verdachte vrachtwagenchauffeur van beroep is ,waardoor van hem een meer dan gemiddelde bewustheid van de gevaren in het verkeer mag worden verwacht, De rechtbank volgt hiervoor wel het uitgangspunt van het LOVS van zes maanden. Met deze straf wordt dan ook tevens beoogd een signaal af te geven naar verdachte dat alertheid en voorzichtigheid in het verkeer te allen tijde geboden is.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
primair:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van drie maanden;
- bepaalt, dat deze gevangenisstraf, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden voor het einde van de
proeftijd die op twee jarenwordt bepaald;
* de algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een
ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van zes maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E.M. Marsé, voorzitter, mr. S.W.M. Speekenbrink en mr. P.E. van Althuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. de Jonge, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 21 augustus 2025.
Bijlage I
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 23 november 2024 te Moerdijk als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de A16 zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft
plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
immers had verdachte de voor hem op de weg rijdend motorrijtuig moeten opmerken - nu zijn zicht op dit motorrijtuig reeds geruime/enige tijd niet door een andere weggebruiker noch enige andere omstandigheid werd ontnomen - en vervolgens zijn snelheid/verkeersgedrag daarop moeten aanpassen, en/of tijdens het besturen van voornoemd motorrijtuig op het scherm van een mobiele telefoon te kijken en/of een mobiele telefoon vast te houden, en/of (hierdoor) niet of onvoldoende zijn aandacht op de weg te houden, en/of zijn, verdachtes, motorrijtuig niet tot stilstand te brengen waarover verdachte de weg kon overzien en deze vrij was, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken been, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
( art 6 Wegenverkeerswet 1994 )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 november 2024 te Moerdijk als bestuurder van een voertuig (vrachtauto), daarmee rijdende op de weg, de A16, tijdens het besturen van voornoemd motorrijtuig op het scherm van een mobiele telefoon heeft gekeken en/of een mobiele telefoon heeft vastgehouden, en/of (hierdoor) niet of onvoldoende zijn aandacht op de weg heeft gehouden, en/of
zijn, verdachtes, motorrijtuig niet tot stilstand heeft gebracht waarover verdachte de weg kon overzien en deze vrij was,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
( art 5 Wegenverkeerswet 1994 )