ECLI:NL:RBZWB:2025:5640

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 augustus 2025
Publicatiedatum
21 augustus 2025
Zaaknummer
BRE 24/6256
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep wegens niet indienen machtiging en gronden

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 augustus 2025, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst van 19 juli 2024 behandeld. Het beroep betreft een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2021. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat de gemachtigde van de belanghebbende geen machtiging en gronden heeft ingediend. Dit verzuim is niet tijdig hersteld, ondanks dat de rechtbank de gemachtigde de gelegenheid heeft gegeven om dit te doen. De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de gemachtigde niet heeft aangetoond dat hij bevoegd was om namens de belanghebbende beroep in te stellen. De rechtbank heeft de gemachtigde herhaaldelijk geïnformeerd over de noodzaak van het indienen van de machtiging en gronden, maar deze zijn niet ontvangen. Hierdoor blijft het bestreden besluit van de inspecteur in stand en wordt het beroep niet inhoudelijk beoordeeld. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling en verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 24/6256

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 augustus 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats], belanghebbende

(gesteld gemachtigde: mr. A.F. van Keulen),
en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van belanghebbende tegen de bestreden uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 19 juli 2024. Het beroep ziet op de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2021 met aanslagnummer [BSN] .H16.01.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is omdat gesteld gemachtigde geen machtiging en gronden heeft ingediend en dat verzuim niet tijdig heeft hersteld. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Toetsingskader
3. Iemand die namens een ander beroep instelt, moet op verzoek van de rechtbank een machtiging indienen om aan te tonen dat hij namens die ander beroep mag instellen. [1] Als dat niet gebeurt, kan de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaren. [2]
Is een machtiging en gronden overgelegd?
4. Het beroepschrift is ingediend door gesteld gemachtigde. Hij vermeldt daarin dat hij de gemachtigde is van belanghebbende. Hij heeft bij het beroepschrift echter geen machtiging bijgevoegd waaruit blijkt dat hij gemachtigd is om dit beroep in te stellen namens belanghebbende. Daarnaast heeft gesteld gemachtigde geen gronden ingediend. De rechtbank heeft hem in haar brief van 2 oktober 2024 verzocht om binnen vier weken dit verzuim te herstellen. Op 15 oktober 2024 heeft gesteld gemachtigde de rechtbank verzocht om uitstel voor het indienen van de gronden. De griffier heeft op 15 oktober 2024 per aangetekend brief medegedeeld dat gesteld gemachtigde uitstel wordt verleend tot uiterlijk 29 november 2024. Uit de gegevens van Track-and-trace is gebleken dat deze brief gesteld gemachtigde niet heeft bereikt. Om die reden is een kopie van de brief nogmaals per aangetekend post naar gesteld gemachtigde gestuurd. In deze brief van 9 januari 2025 is gesteld gemachtigde in de mogelijkheid gesteld om tot uiterlijk 23 januari 2025 het verzuim te herstellen. Uit informatie van PostNL is gebleken dat de aangetekend verzonden brief op 10 januari 2025 om 08:45 uur is bezorgd en dat voor ontvangst is getekend. Gesteld gemachtigde heeft geen machtiging en gronden ingediend.
Is het niet tijdig indienen van een machtiging verontschuldigbaar?
5. Gesteld gemachtigde heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken. Uit het beroepschrift blijkt dat gesteld gemachtigde niet de bedoeling heeft voor zichzelf in beroep te komen.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt en dat het bestreden besluit in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van
R.M. Rosta, griffier, op 21 augustus 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst en wordt aan de partij die niet digitaal procedeert aangetekend per post verzonden op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat in artikel 8:24, tweede lid, van de Awb.
2.Dit staat in artikel 6:6 van de Awb.