ECLI:NL:RBZWB:2025:5646

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 augustus 2025
Publicatiedatum
21 augustus 2025
Zaaknummer
BRE 22/4143
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake naheffingsaanslag omzetbelasting

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 augustus 2025 uitspraak gedaan in een belastingrechtelijke kwestie. De belanghebbende heeft op 15 augustus 2022 beroep ingesteld tegen een uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst, die dateert van 23 september 2016. Deze uitspraak op bezwaar betreft een naheffingsaanslag omzetbelasting en een daarbij opgelegde boete. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep te laat is ingediend, aangezien de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken bedraagt en deze termijn op 4 november 2016 eindigde. Het beroepschrift is pas op 30 augustus 2022 ontvangen, wat ruimschoots buiten de termijn is.

De rechtbank heeft ook overwogen of het te laat indienen van het beroepschrift verontschuldigbaar was. De belanghebbende heeft geen redenen opgegeven voor de termijnoverschrijding, ondanks dat de rechtbank hem hierom had gevraagd in een brief van 25 april 2025. Hierdoor is er geen verontschuldiging voor het verzuim gebleken. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het beroep niet-ontvankelijk is, wat betekent dat de zaak niet inhoudelijk is beoordeeld. De belanghebbende krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/4143

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 augustus 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. Belanghebbende heeft bij brief met dagtekening 15 augustus 2022 beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft de brieven aangemerkt als beroep tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 23 september 2016. Deze uitspraak op bezwaar ziet op de naheffingsaanslag omzetbelasting met aanslagnummer [BSN] .F.01.6011 en de gelijktijdig bij beschikking opgelegde boete.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 10 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen namens de inspecteur: mr. [inspecteur 1] en mr. [inspecteur 2] . Belanghebbende is niet verschenen.
1.2.
Belanghebbende is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 4 juni 2025, onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Nu uit informatie van PostNL is gebleken dat de brief op 5 juni 2025 om 11:13 uur is bezorgd en dat voor ontvangst is getekend, is de rechtbank van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze, tijdig op het juiste adres is aangeboden.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat het te laat is ingediend en het te laat indienen niet verschoonbaar is. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Vooraf
2.1.
De rechtbank heeft belanghebbende bij aangetekend verzonden brief van 25 april 2025 vragen gesteld over waar het beroep op ziet en namens wie het beroep is ingesteld. Uit informatie van PostNL is gebleken dat de brief op 28 april 2024 is bezorgd en dat voor ontvangst is getekend. Belanghebbende heeft niet gereageerd.
2.2.
De rechtbank gaat er van uit – gelet op de bewoordingen van de brief met dagtekening 15 augustus 2022 en het aanvullend schrijven met dagtekening 9 november 2022 – dat het beroep ziet op de naheffingsaanslag met aanslagnummer [BSN] .F.01.6011 en de daarbij opgelegde boete. Deze naheffingsaanslag staat op naam van [C.V.] De rechtbank overweegt dat belanghebbende mogelijk heeft bedoeld om namens [C.V.] beroep in te stellen.
Is het beroep te laat ingediend?
2.3.
Voor het indienen van een beroepschrift geldt een termijn van zes weken. [1] Deze termijn begint op de dag na de dagtekening van de uitspraak op bezwaar. [2] Maar als de dagtekening een datum is vóór de datum waarop de uitspraak op bezwaar is verzonden, begint deze termijn op de dag na de dag van verzending. Een beroepschrift is op tijd ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. [3]
2.4.
Als iemand een beroepschrift te laat indient, verklaart de rechtbank de beroepen niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet tijdig indienen van het beroepschrift verontschuldigbaar is. Dan laat de rechtbank niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege. [4]
2.5.
Vast staat dat de dagtekening van de uitspraak op bezwaar 23 september 2016 is. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat verzending ervan later dan die datum heeft plaatsgevonden. De termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde dus op 4 november 2016. Het beroepschrift is ruimschoots buiten de termijn op 30 augustus 2022 ontvangen.
Is het te laat indienen verontschuldigbaar?
2.6.
De rechtbank heeft belanghebbende in de brief van 25 april 2025 gevraagd wat de reden is dat te laat, pas na bijna 6 jaar, beroep is aangetekend. Belanghebbende heeft geen reden gegeven voor deze termijnoverschrijding. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken.

Conclusie en gevolgen

3. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt dus de zaak niet inhoudelijk. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van
mr. W. Dekkers, griffier, op 21 augustus 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd
deze uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst en wordt aan de partij die niet digitaal procedeert aangetekend per post verzonden op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 6:7 van de Awb.
2.Dit volgt uit artikel 26c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
3.Dit volgt uit artikel 6:9, eerste lid, van de Awb.
4.Dit volgt uit artikel 6:11 van de Awb.