ECLI:NL:RBZWB:2025:5743
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid beroep wegens niet betalen griffierecht in belastingzaak
In deze zaak heeft belanghebbende, een B.V. uit een onbekende plaats, op 16 oktober 2024 een aangifte vennootschapsbelasting (Vpb) over het jaar 2021 ingediend. Echter, er was al een aanslag Vpb 2021 opgelegd en een uitspraak op bezwaar gedaan op 12 juni 2024. De inspecteur van de Belastingdienst heeft de aangifte als beroepschrift doorgestuurd naar de rechtbank, die bevoegd is om het beroepschrift te behandelen. De rechtbank heeft het beroep echter kennelijk niet-ontvankelijk verklaard zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank oordeelt dat het beroep niet-ontvankelijk is omdat het griffierecht van € 371,- niet is betaald. De griffier heeft belanghebbende herhaaldelijk gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht, zowel per gewone als aangetekende post. De aangetekende brief is echter ongeopend retour ontvangen, en ook de ontvangstbevestiging van het beroep is geweigerd. De gemachtigde van belanghebbende is vervolgens ook op de hoogte gesteld van de verschuldigdheid van het griffierecht, maar ook na meerdere aanmaningen is het griffierecht niet tijdig betaald.
De rechtbank concludeert dat er geen verontschuldiging is voor het niet tijdig betalen van het griffierecht, waardoor het beroep niet inhoudelijk kan worden beoordeeld. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink op 25 augustus 2025 en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.