ECLI:NL:RBZWB:2025:5746

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 augustus 2025
Publicatiedatum
25 augustus 2025
Zaaknummer
24/1895
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur inzake de definitieve aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen

In deze uitspraak beslist de rechtbank Zeeland-West-Brabant over het beroep van belanghebbende tegen de bestreden uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 5 januari 2024. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De zaak betreft een definitieve aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2017, die aan belanghebbende is opgelegd op 29 november 2019. Belanghebbende heeft op 7 januari 2020 bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar het bezwaar is op 3 augustus 2022 ongegrond verklaard. Vervolgens heeft belanghebbende op 22 juni 2023 een verzoek om kwijtschelding van belastingen ingediend, dat door de inspecteur ten onrechte als een bezwaarschrift tegen de aanslag is behandeld. De inspecteur heeft op 5 januari 2024 uitspraak gedaan op dit bezwaarschrift, waarbij het bezwaar wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk is verklaard.

De rechtbank oordeelt dat de inspecteur ten onrechte het kwijtscheldingsverzoek als bezwaarschrift heeft behandeld en vernietigt de uitspraak op bezwaar van 5 januari 2024. De rechtbank gelast de ontvanger om het verzoek om kwijtschelding in behandeling te nemen en bepaalt dat de inspecteur het griffierecht van € 51 aan belanghebbende moet vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van mr. R.J.M. de Fouw, griffier, op 25 augustus 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 24/1895

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 augustus 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van belanghebbende tegen de bestreden uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 5 januari 2024.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk gegrond is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. Aan belanghebbende is met dagtekening 29 november 2019 de definitieve aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor 2017 opgelegd (hierna: de aanslag).
2.1.
Belanghebbende heeft op 7 januari 2020 bezwaar gemaakt tegen de aanslag. Het bezwaar is op 3 augustus 2022 ongegrond verklaard.
2.2.
Op 22 juni 2023 verzoekt belanghebbende om kwijtschelding van belastingen en premie volksverzekeringen (hierna: kwijtscheldingsverzoek).
2.3.
De inspecteur heeft dit kwijtscheldingsverzoek aangemerkt als een bezwaarschrift tegen de aanslag. Met dagtekening 5 januari 2024 heeft hij uitspraak op bezwaar gedaan waarin het bezwaar van belanghebbende wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk is verklaard (de tweede uitspraak op bezwaar).
2.4.
Belanghebbende heeft tegen deze tweede uitspraak op bezwaar op 2 februari 2024 een beroepschrift ingediend bij de rechtbank.
2.5.
De rechtbank overweegt dat de inspecteur ten onrechte het kwijtscheldingsverzoek in behandeling heeft genomen als een bezwaarschrift tegen de aanslag. De brief van 22 juni 2023 betrof (alleen) een verzoek om kwijtschelding. De inspecteur had de brief niet als bezwaarschrift in behandeling mogen nemen maar had deze brief als kwijtscheldingsverzoek door moeten sturen naar de ontvanger. De inspecteur heeft dit in het verweerschrift erkend en het verzoek alsnog doorgestuurd naar de ontvanger, zodat deze het verzoek kan behandelen. Voor het geval de ontvanger het verzoek nog niet heeft behandeld, zal de rechtbank de ontvanger opdragen om dat te doen.
2.6.
Voorgaande betekent dat de tweede uitspraak op bezwaar van 5 januari 2024 ten onrechte is gedaan. De rechtbank vernietigt daarom de tweede uitspraak op bezwaar. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard. Belanghebbende krijgt het griffierecht vergoed. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat geen kosten bekend zijn.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar van 5 januari 2024;
  • gelast de ontvanger om het verzoek om kwijtschelding in behandeling te nemen, indien dit niet verzoek niet al is behandeld;
  • bepaalt dat de inspecteur het griffierecht van € 51 aan belanghebbende moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van mr. R.J.M. de Fouw, griffier, op 25 augustus 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst en wordt aan de partij die niet digitaal procedeert aangetekend per post verzonden op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.