In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 augustus 2025, wordt een beroep behandeld van belanghebbende tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn bezwaren door de inspecteur van de Belastingdienst. De zaak betreft de aangiften voor de omzetbelasting over de periode van 1 januari 2016 tot en met 30 september 2021. Belanghebbende had eerder een teruggaaf van omzetbelasting ontvangen, maar diende op 4 januari 2022 en 25 januari 2024 bezwaarschriften in die te laat bleken te zijn. De rechtbank oordeelt dat de bezwaren terecht niet-ontvankelijk zijn verklaard, omdat de termijn voor het indienen van bezwaarschriften zes weken bedraagt en deze termijn door belanghebbende is overschreden. De rechtbank wijst erop dat belanghebbende ten onrechte een termijn van vijf jaar aanhoudt voor het indienen van bezwaren, wat niet overeenkomt met de geldende wetgeving. De rechtbank concludeert dat er geen verontschuldigbare redenen zijn voor de termijnoverschrijding en dat de inspecteur de bezwaren terecht heeft afgewezen. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond en blijft onbevoegd voor zover de beroepen zich richten tegen de ambtshalve beslissingen van de inspecteur.