Op 6 juni 2025 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een verzoek tot wraking van een rechter ongegrond verklaard. Het verzoeker, die betrokken was bij de zaken met nummers BRE 24/6318 en BRE 24/6317, voerde aan dat de rechter partijdig was en dat er sprake was van een schending van zijn procesrechten. Het wrakingsverzoek was ingediend op 20 mei 2025, naar aanleiding van een uitspraak van de voorzieningenrechter op 19 mei 2025, waarbij verzoeker vond dat zijn spoedeisende verzoek tot voorlopige voorziening niet correct was behandeld. Verzoeker stelde dat de rechter niet corrigerend had opgetreden en dat er een patroon was van het negeren van zijn procesverzoeken zonder gemotiveerde besluiten. De rechter heeft in zijn reactie op het wrakingsverzoek aangegeven dat hij niet partijdig is en dat de vrees voor partijdigheid niet objectief gerechtvaardigd is. De wrakingskamer heeft de argumenten van verzoeker beoordeeld en geconcludeerd dat er geen gegronde redenen waren voor de wraking. De beslissing werd openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.