ECLI:NL:RBZWB:2025:5858

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 augustus 2025
Publicatiedatum
29 augustus 2025
Zaaknummer
BRE 25/2593
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de afwijzing van de ingebrekestelling door de Dienst Toeslagen

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 augustus 2025, wordt het beroep van eiser tegen de Dienst Toeslagen beoordeeld. Eiser had eerder bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn ingebrekestelling, die op 2 oktober 2023 door de Dienst Toeslagen was ontvangen. De rechtbank had in een eerdere uitspraak op 16 oktober 2024 bepaald dat de Dienst Toeslagen binnen zes weken op het bezwaar moest beslissen. Eiser stelt nu dat de Dienst Toeslagen deze beslissing niet heeft genomen, wat hem noopte tot het indienen van een beroep.

De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond is. Aangezien de Dienst Toeslagen niet binnen de gestelde termijn een besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat de Dienst Toeslagen alsnog binnen twee weken na deze uitspraak een besluit moet nemen. De rechtbank legt een dwangsom op van € 250,- per dag voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 37.500,-. Eiser heeft recht op vergoeding van het griffierecht, maar heeft geen proceskosten gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen.

De uitspraak benadrukt het belang van tijdige besluitvorming door bestuursorganen en de mogelijkheid voor betrokkenen om beroep in te stellen wanneer er niet tijdig op een aanvraag of bezwaar wordt beslist. De rechtbank bevestigt dat de Dienst Toeslagen moet voldoen aan de eerder gestelde termijn en dat er consequenties zijn voor het niet naleven van deze termijn.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 25/2593

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 augustus 2025 in de zaak tussen

[eiser], uit [plaats], eiser,
en

Dienst Toeslagen (voorheen Belastingdienst/Toeslagen), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiser heeft ingesteld na de uitspraak van de rechtbank van 16 oktober 2024. [1] In die uitspraak staat dat verweerder binnen zes weken moet beslissen op het bezwaar van eiser van 23 november 2023, waarin verweerder de ingebrekestelling, ontvangen door verweerder op 2 oktober 2023, afwijst. Eiser stelt nu beroep in omdat verweerder dat volgens hem niet heeft gedaan.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk gegrond is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. [2]
Is het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond?
3. Het beroep is ontvankelijk en kennelijk gegrond. Soms kan niet worden verwacht dat de betrokkene eerst een ingebrekestelling stuurt. Dat is in dit geval zo, omdat de rechtbank in haar uitspraak van 16 oktober 2024 al een termijn heeft gesteld waarbinnen verweerder een beslissing op het bezwaar moest nemen. [3]
4. Verweerder heeft niet binnen de door de rechtbank gestelde termijn een besluit genomen op het bezwaar van eiser.
Welke beslistermijn moet aan verweerder worden opgelegd?
5. Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet verweerder dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak.
Verweerder heeft gevraagd om een langere termijn van vier weken, maar de rechtbank ziet hier gelet op het standpunt van verweerder geen reden voor. Verweerder stelt immers dat er ten tijde van de ontvangst van de ingebrekestelling al een beslissing op de herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag (namelijk op 29 september 2023) was genomen Niet valt in te zien waarom verweerder niet binnen afzienbare tijd op het hiertegen gerichte bezwaar van eiser kan beslissen. Daarbij komt dat de rechtbank bij haar uitspraak van 16 oktober 2024 al een langere termijn heeft opgelegd.
Welke dwangsom wordt aan verweerder opgelegd?
6. Volgens het landelijke beleid [4] wordt in gevallen als deze, waarin verweerder na een door de rechter gestelde termijn nog steeds geen besluit op het bezwaar heeft genomen, de dwangsom bepaald op € 250,- per dag met een maximum van € 37.500,-. De rechtbank ziet geen aanleiding om in afwijking van het landelijke beleid geen dwangsom, zoals verzocht door verweerder, op te leggen.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is kennelijk gegrond. Dat betekent dat eiser gelijk krijgt, verweerder de onder 5. genoemde termijn krijgt om alsnog een besluit te nemen en aan verweerder de onder 6. genoemde dwangsom wordt opgelegd.
8. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiser vergoeden. Eiser heeft geen proceskosten gemaakt die volgens de wet vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit op bezwaar bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 250,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 37.500,- ;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 53,- aan eiser moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van mr. M.R. Jouvenaar, griffier, op 29 augustus 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.BRE 24/5812.
2.Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
4.Extra dwangsom bij te late beslissing van de overheid, te vinden op rechtspraak.nl.