ECLI:NL:RBZWB:2025:5881

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 augustus 2025
Publicatiedatum
1 september 2025
Zaaknummer
BRE 24/5768 en 24/5769
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet betalen griffierecht in belastingzaak

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 augustus 2025, wordt de niet-ontvankelijkheid van de beroepen van de belanghebbende behandeld. De belanghebbende had beroep ingesteld tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst met betrekking tot de aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over het jaar 2020, alsook de aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet. De rechtbank oordeelt dat de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn omdat het griffierecht niet is betaald. De rechtbank wijst op de verplichting om griffierecht te betalen volgens artikel 8:41 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en stelt dat het griffierecht in deze zaak € 51,- bedraagt. De griffier had de belanghebbende herhaaldelijk gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en de termijn waarbinnen dit betaald moest worden. Ondanks deze waarschuwingen heeft de belanghebbende het griffierecht niet tijdig voldaan en geen verontschuldiging voor dit verzuim gegeven. Hierdoor blijft de beslissing van de rechtbank dat de beroepen niet-ontvankelijk zijn in stand, en wordt er geen inhoudelijke beoordeling van de zaak gedaan. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling en verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 24/5768 en 24/5769

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 augustus 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende

(gemachtigde: [gemachtigde]),
en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur. De beroepen zien op de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over het jaar 2020 met [aanslagnummer 1] en de aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet over het jaar 2020 met [aanslagnummer 2].
1.1.
Omdat de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank komt tot het oordeel dat de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn omdat het griffierecht niet is betaald en het niet betalen niet verontschuldigbaar is. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Toetsingskader
3. Iemand die beroep instelt, moet griffierecht betalen. Dit staat in artikel 8:41 van de Awb. In een zaak als deze is het griffierecht € 51,-. De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Het hele bedrag moet binnen die termijn zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dan zijn betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig is betaald, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is. Dat betekent dat er een goede reden moet zijn waarom het griffierecht niet (tijdig) is betaald.
Heeft belanghebbende het griffierecht tijdig betaald?
4. De griffier heeft belanghebbende bij brief van 31 juli 2024 gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en meegedeeld dat dit binnen vier weken moet zijn voldaan. De griffier heeft vervolgens bij aangetekend verzonden brief van 29 augustus 2024 belanghebbende nogmaals in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief. De envelop waarin de aangetekende brief is verzonden, is op 23 september 2024 ongeopend terugontvangen met de vermelding “niet afgehaald; retour afzender”. Bij gewone brief van 26 september 2024 is de brief van 29 augustus 2024 nogmaals gestuurd, nu met het verzoek om het griffierecht binnen twee weken na dagtekening van de brief te voldaan.
5. Belanghebbende heeft het griffierecht niet op tijd betaald.
Is het niet tijdig betalen verontschuldigbaar?
6. Belanghebbende heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken.

Conclusie en gevolgen

7. De beroepen zijn daarom niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank de beroepen niet inhoudelijk beoordeelt en dat de bestreden besluiten in stand blijven. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van
R.M. Rosta, griffier, op 29 augustus 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst en wordt aan de partij die niet digitaal procedeert aangetekend per post verzonden op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.